Volkeren overal te lande !
2014 komt er weldra aan !
2013 is alras gegaan !
Er is nog veel te doen in deze wereld.
Laat je gaan ! Doe het.
Samen kunnen we zoveel meer.
Wees optimist ! Je kan het.
Blijf vooral geloven in jezelf
dan wordt het Nieuwe Jaar
vast nog beter dan het vorige !
Beste wensen, tot volgend jaar !
donderdag 26 december 2013
zondag 22 december 2013
Sint-Laureins : Liturgische medewerkers in de kerk, de misdienaar.
Ben onlangs bij een bezoek aan de kerk in Sente nog eens binnengewipt in de sacristie. 't Was héél lang geleden ! Er was sedert mijn tijd als misdienaar niet veel veranderd, ik rook de typische sacristie-geur en er hing nog steeds een goddelijke rustmakende sfeer die mij als het ware overviel. De lavabo met het doek voor het reinigen der handen, de credens met de paramenten of om het met verstaanbare taal te zeggen de lage kast met de brede smalle laden voor de liturgische kleden, de zware oude deur voor de kluis, zelfs in een hoek de scepter van de baljuw die ik in jaren niet meer gezien had, uiteraard het kruisbeeld, alles was er nog op dezelfde plaats. En toch, het kader met de naam van de bisschop boven de credenstafel was aangepast. Maar wat ik het meeste gemist heb, was bij het binnenkomen na de twee op elkaar volgende ingangsdeuren, onmiddellijk rechts in de hoek, de ingemaakte kast waar wij als misdienaar onze kleren bewaarden! Ik heb er jaren gebruik van gemaakt!
Bij de gang naar het kerkhof tijdens de begrafenis van Margriet Van De Rostijne in 1943 ziet U hier links vooraan misdienaar P. De Ridder toen wonende vooraan in de Vlamingstraat, later priester en o.a. rector van Mariahove te Bellem; in het midden drager van het kruis Emiel Rombaut toen wonende Dorpsstraat aan de overkant der kerk met zijn moeder die weduwe was, later onderofficier bij het Belgische Leger en o.a. verantwoordelijke voor de keuken van het Munitiedepot in het Leen te Eeklo, en rechts vooraan Arseen Waterloos toen wonende in de Kantijnstraat.
De taken van een misdienaar waren verscheiden : De ciborie of schaal met nog niet geconsacreerde hosties en de kelk worden door hen aan de priester gegeven. Ook zorgen zij voor water en wijn, zodat deze gemengd kunnen worden voorafgaand aan de consecratie en voor water voor de handwassing. Ze beantwoorden de gebeden van de priester, toen nog in het Latijn. Staan de priester bij, bij de communie en bij de offerande en bij verschillende handelingen. Kortom men was steeds in de weer. Voor de mis in de sacristie even buigen voor het kruis, na de viering opnieuw en de priester proficiat wensen. Daarnaast wordt ook de bel geluid bij binnenkomst voor de viering en wordt er gebeld en op de gong geslagen tijdens de consecratie. Ook de wierook en het wierookvat en tevens het wijwatervat met daarin de kwispel vallen onder zijn taken. Eveneens het plechtig binnendragen van kaarsen zoals Paaskaars en Adventskaars en het dragen van het Processiekruis.
Hierboven nogmaals drie vrome knapen van een nog vroegere lichting, U ziet van links naar rechts Arseen Van de Voorde, Arnold Valcke en Julien Van de Fonteyne.
Hier hing onze toga met superplie, het wijd linnen koorhemd dat reikt tot aan de knieën en gedragen wordt over de toog. Dit laatste werd elke week gewassen en in mooie plooien gestreken en we hadden een gewone uitvoering en een mooiere voor de plechtigheden. Er was voor de normale mis een rode toog en voor tijdens de vastenperiode en bij begrafenissen een zwarte toog beiden met witte superplie. Elk had ook een bonnet voor buiten de kerk zoals eventueel bij begravingen.
De taken van een misdienaar waren verscheiden : De ciborie of schaal met nog niet geconsacreerde hosties en de kelk worden door hen aan de priester gegeven. Ook zorgen zij voor water en wijn, zodat deze gemengd kunnen worden voorafgaand aan de consecratie en voor water voor de handwassing. Ze beantwoorden de gebeden van de priester, toen nog in het Latijn. Staan de priester bij, bij de communie en bij de offerande en bij verschillende handelingen. Kortom men was steeds in de weer. Voor de mis in de sacristie even buigen voor het kruis, na de viering opnieuw en de priester proficiat wensen. Daarnaast wordt ook de bel geluid bij binnenkomst voor de viering en wordt er gebeld en op de gong geslagen tijdens de consecratie. Ook de wierook en het wierookvat en tevens het wijwatervat met daarin de kwispel vallen onder zijn taken. Eveneens het plechtig binnendragen van kaarsen zoals Paaskaars en Adventskaars en het dragen van het Processiekruis.
Wil U nog meer te weten komen over de ervaringen van een misdienaar in Sente klik op de pagina rechts : Het leven van een misdienaar vroeger!
Sint-Laureins : Liturgische medewerkers in de kerk, de Suisse of Pijke.
De Suisse of pijke, de eerste naam afgeleid van de Pauselijke Zwitserse Wacht en de tweede was de naam die de mensen gaven aan het ceremoniële wapen die hij bij zich droeg, was een burger aangesteld om tijdens de goddelijke diensten de orde te handhaven en die ook buiten de kerk plechtig mee stapte in de processies. Hij zorgde voor de nodige eerbied in Gods huis en van hem werd verwacht dat hij ordeverstoorders en oneerbiedigen tijdens de eredienst indien nodig uit de kerk zou verwijderen, meestal volstond een opmerking, desnoods een duw met het ondereinde van zijn wapen, maar in de meeste gevallen een veelzeggende blik!
Heel vroeger, in de jaren voor de eerste tot nog tussen beide wereldoorlogen was het soms nodig dat de Suisse er de orde inhield. De mensen labeurden hard en veel en ontmoetten mekaar veelal slechts de zondag bij het bijwonen der mis en ook achteraf. Zo bestond in Sente rond 1920 in de kerk wat men noemde "de haverhoek", achteraan langs de mannenkant, waar de boeren stalen van haver en andere veldgewassen keurden, de oogst bespraken, de duivenuitslagen uitwisselden en gretig de laatste nieuwtjes en dorpsroddels becommentarieerden.
Zijn kleding bestond uit een zwartlaken uniform : broek met goudgalon op de zijkanten, mooie lange mantel tot aan de hals gesloten voorzien van koperen en vergulde knopen en op het hoofd een steek afgeboord met goudgalon. Over de rechterschouder een bandelier met opschrift "POLITIE" of "EERBIED" en symbolisch gewapend met een hellebaard als teken van zijn gezag.
In Sente had men zoals U kunt zien twee uitrustingen één voor gewone diensten en één voor solemnele diensten en voor op feestdagen. Zijn taak bestond er ook in de priester te gaan ophalen en hem na de mis weer voor te gaan naar de sacristie. Als alles rustig was stapte de pijke kalm rond in de gangen van midden- en zijbeuken van de kerk soms de ruststand innemend, plechtstatig met het gezicht in een ernstige plooi en tijdens de consecratie salueerde hij staande in het middenpad der kerk.
Maar werd de orde verstoord of werd het te luidruchtig schoot de pijke in actie en stevende resoluut af op de plaats van het gebeuren. Maar meestal was zijn preventieve aanwezigheid voldoende om de rust te handhaven, alhoewel in het uiterste geval werd de ordeverstoorder desnoods buiten gestoken!
Begin 1900, ten tijde van pastoor Van Havermaet, was Louis Baute suisse, opgevolgd door Kamiel Versyp, en in 1954 door Gentiel Temmerman, waarna in 1959 Georges De Smet wordt aangesteld als suisse. Hierna krijgen we dan de laatste pijke van Sente, Lucien Snebbaut, die er de brui aan geeft, als die rond 1970-71 naar Knokke verhuist. Hierbij is ook dit kerkelijk ambt uit de geschiedenis verdwenen en werd het kostuum, uitzonderlijk nog slechts twee maal gedragen door Cyriel Buysse, de grafmaker, en dit ter gelegenheid van de viering van twee eeuwelingen.
Heel vroeger, in de jaren voor de eerste tot nog tussen beide wereldoorlogen was het soms nodig dat de Suisse er de orde inhield. De mensen labeurden hard en veel en ontmoetten mekaar veelal slechts de zondag bij het bijwonen der mis en ook achteraf. Zo bestond in Sente rond 1920 in de kerk wat men noemde "de haverhoek", achteraan langs de mannenkant, waar de boeren stalen van haver en andere veldgewassen keurden, de oogst bespraken, de duivenuitslagen uitwisselden en gretig de laatste nieuwtjes en dorpsroddels becommentarieerden.
Zijn kleding bestond uit een zwartlaken uniform : broek met goudgalon op de zijkanten, mooie lange mantel tot aan de hals gesloten voorzien van koperen en vergulde knopen en op het hoofd een steek afgeboord met goudgalon. Over de rechterschouder een bandelier met opschrift "POLITIE" of "EERBIED" en symbolisch gewapend met een hellebaard als teken van zijn gezag.
In Sente had men zoals U kunt zien twee uitrustingen één voor gewone diensten en één voor solemnele diensten en voor op feestdagen. Zijn taak bestond er ook in de priester te gaan ophalen en hem na de mis weer voor te gaan naar de sacristie. Als alles rustig was stapte de pijke kalm rond in de gangen van midden- en zijbeuken van de kerk soms de ruststand innemend, plechtstatig met het gezicht in een ernstige plooi en tijdens de consecratie salueerde hij staande in het middenpad der kerk.
Maar werd de orde verstoord of werd het te luidruchtig schoot de pijke in actie en stevende resoluut af op de plaats van het gebeuren. Maar meestal was zijn preventieve aanwezigheid voldoende om de rust te handhaven, alhoewel in het uiterste geval werd de ordeverstoorder desnoods buiten gestoken!
Begin 1900, ten tijde van pastoor Van Havermaet, was Louis Baute suisse, opgevolgd door Kamiel Versyp, en in 1954 door Gentiel Temmerman, waarna in 1959 Georges De Smet wordt aangesteld als suisse. Hierna krijgen we dan de laatste pijke van Sente, Lucien Snebbaut, die er de brui aan geeft, als die rond 1970-71 naar Knokke verhuist. Hierbij is ook dit kerkelijk ambt uit de geschiedenis verdwenen en werd het kostuum, uitzonderlijk nog slechts twee maal gedragen door Cyriel Buysse, de grafmaker, en dit ter gelegenheid van de viering van twee eeuwelingen.
Sint-Laureins : Liturgische medewerkers in de kerk, de baljuw.
Met
een knipoog naar het aloude sinter-
klaasliedje zijn we aanbeland bij Octaaf Valcke. Het is inderdaad Octaaf Valcke welke als “Kerkbaljuw” een oogje hield op zijn kudde misdienaars zodat die het niet te bont maakten.
Bij de misdienaars zie je van links naar rechts Michael Valcke, Ivan Vlerick, mijzelf, Bertrand De Geeter, Guido Debbaut en Antoine Goossens.
Wie herinnert zich niet Octaaf welke bij alle erediensten
plechtstatig in lange zwarte rok en met zijn lange zwarte scepter op de
schouder met bovenaan een zilveren beeldje van de H. Laurentius, als teken van
zijn waardigheid, mee voortschreed bij alle processies of andere godsdienstige
plechtigheden. Octaaf ging niet alleen de tuin der onderpastoors aanleggen en
onderhouden, hij hielp ook de eerwaarde heren en de koster bij het klaarleggen
van de gewaden en de zorg en het onderhoud van allerlei attributen gebruikt bij
de goddelijke diensten. Sente had toen nog een pastoor en twee onderpastoors en
zo nu en dan kwam een priester of pater van Sentse origine op vakantie of
bezoek bij familie, die bij die gelegenheid
dankbaar gebruik maakten van de kerk voor hun dagelijkse mis. Octaaf
zorgde ook voor de goede gang van zaken bij het jonge volkje van de
misdienaars. Zo was het de gewoonte dat bij een huwelijksmis heel de cast van
het gebeuren een erehaag vormde achteraan de kerk onder het oksaal toen de
bruiloftsstoet bij het einde der plechtigheid naar buiten schreed. De
onderliggende bedoeling was een centje mee te pikken van de in feeststemming
verkerende bende huwelijksvierders. In hun euforie lukte dat meestal vrij goed,
alhoewel moet toegegeven, hoe hoger de trouwers in aanzien stonden, hoe
vrekkiger soms hun edelmoedigheid, het was bij de meest gewone stervelingen dat
de oogst meestal het grootst was. Niet iedereen van de misdienaars, soms 4 soms
6, kreeg steeds evenveel en het was dan de taak van Octaaf om alles samen te
leggen en netjes te verdelen zodat iedereen dan toch evenveel had, hij heeft
dit steeds nauwlettend en plichtsvol gedaan. Als chef-misdienaar ben ik zo op verschillende van die missies bij hem thuis geweest op de hoek van de Dorpsstraat,
vroeger Brieversweg genoemd, en ’t Nieuwbedelf in de volksmond “Suikerstraatje”
of “Strontstraatje” geheten, om onze fooien af te halen en verder te verdelen.
Hiermee hebt U tevens een overzicht gehad van de taken van de kerkbaljuw, een soort ceremoniemeester die samen met de koster zorgde voor het gereedmaken van de altaartafel en een oogje in het zeil hield bij het goede verloop der diensten en op de waardige houding der misdienaars. Heel wat kerkbaljuws zijn ondertussen de revue gepasseerd. Onder pastoor Van Waesberghe (1641-1653) was Lieven Verleye baljuw in de kerk, daarna in 1700 Lieven Versluys en in 1707 Jacques Van Dorpe. In 1723 Pieter Dossche en van 1730 tot 1777 Laurentius De Kien. Onder pastoor Glorie (1761-1803) wordt Pieter Van de Weghe kerkbaljuw. Na het schrikbewind tijdens de Franse Republiek blijft onder pastoor De Vleeschauwer (1803-1804) Pieter Van de Weghe kerkbaljuw tot hij overlijdt op 01.05.1804 en wordt opgevolgd door Dominicus De Sauter. Dan wordt de zoon van koster Filip Borgonjon en Maria Jacoba Perck, Augustin gehuwd met Anna Catherina Goossens kerkbaljuw tot op het einde van zijn leven en wordt in 1833 opgevolgd door zijn zoon Jan, bijgenaamd "Jantje Kosters".
Op maandag 10.06.1895 werd te Sint-Laureins het jubileum gevierd van Jantje Borgonjon die het ambt in dienst van de kerk reeds 62 jaar uitoefende. De zondagavond bracht het muziek hem een serenade en de maandag werd hij plechtig aan zijn woning afgehaald door de 2 pieken of suissen en met de muziek op kop trok men naar de kerk waar om 9 uur een solemnele mis werd opgedragen en waar pastoor De Swaef in zijn sermoen benadrukte dat het al sinds mensenheugnis was dat de familie Borgonjon de kerkbaljuws leverde. De feestelijkheden duurden verder de ganse dag en werden besloten met de vrome wens binnen 13 jaar het diamanten jubile van Jantje te vieren !
In het begin der 20e eeuw, ten tijde van pastoor Van Havermaet, werd het ambt van baljuw uitgeoefend door Ferdinand Eeckhout, die in 1934 onder pastoor Verhulst wordt vervangen door Octaaf Valcke, die dan ten slotte ontslag neemt als kerkbaljuw in 1962.
Hiermee hebt U tevens een overzicht gehad van de taken van de kerkbaljuw, een soort ceremoniemeester die samen met de koster zorgde voor het gereedmaken van de altaartafel en een oogje in het zeil hield bij het goede verloop der diensten en op de waardige houding der misdienaars. Heel wat kerkbaljuws zijn ondertussen de revue gepasseerd. Onder pastoor Van Waesberghe (1641-1653) was Lieven Verleye baljuw in de kerk, daarna in 1700 Lieven Versluys en in 1707 Jacques Van Dorpe. In 1723 Pieter Dossche en van 1730 tot 1777 Laurentius De Kien. Onder pastoor Glorie (1761-1803) wordt Pieter Van de Weghe kerkbaljuw. Na het schrikbewind tijdens de Franse Republiek blijft onder pastoor De Vleeschauwer (1803-1804) Pieter Van de Weghe kerkbaljuw tot hij overlijdt op 01.05.1804 en wordt opgevolgd door Dominicus De Sauter. Dan wordt de zoon van koster Filip Borgonjon en Maria Jacoba Perck, Augustin gehuwd met Anna Catherina Goossens kerkbaljuw tot op het einde van zijn leven en wordt in 1833 opgevolgd door zijn zoon Jan, bijgenaamd "Jantje Kosters".
Op maandag 10.06.1895 werd te Sint-Laureins het jubileum gevierd van Jantje Borgonjon die het ambt in dienst van de kerk reeds 62 jaar uitoefende. De zondagavond bracht het muziek hem een serenade en de maandag werd hij plechtig aan zijn woning afgehaald door de 2 pieken of suissen en met de muziek op kop trok men naar de kerk waar om 9 uur een solemnele mis werd opgedragen en waar pastoor De Swaef in zijn sermoen benadrukte dat het al sinds mensenheugnis was dat de familie Borgonjon de kerkbaljuws leverde. De feestelijkheden duurden verder de ganse dag en werden besloten met de vrome wens binnen 13 jaar het diamanten jubile van Jantje te vieren !
In het begin der 20e eeuw, ten tijde van pastoor Van Havermaet, werd het ambt van baljuw uitgeoefend door Ferdinand Eeckhout, die in 1934 onder pastoor Verhulst wordt vervangen door Octaaf Valcke, die dan ten slotte ontslag neemt als kerkbaljuw in 1962.
Sint-Laureins : Vroegere functies in de kerk, de hontslaeger..
In de middeleeuwen had elke parochie wel een hondenslager om tijdens de goddelijke diensten de honden uit de kerk te houden. Zo ook te Sint-Laureins waar hij voor het verlenen van deze dienst een jaarlijkse beloning van 3 pond groot ontving. In de kerkrekening van 1721 staat vermeld : "Item aen Jacob Van Dorpe drij pondt gr. over een jaer pensioen van 't weiren de honden ende andere ghedierten uyt de kercke."
Er werd niet alleen veel gebruik gemaakt van een hondenkar als vervoermiddel, maar in die vaak onveilige tijden was het niet ongewoon dat kerkgangers uit ver afgelegen eenzame boerderijen van de uitkanten van de parochie hun hond meenamen bij hun voettocht naar de kerk om de baanstropers of allerlei ander gespuis of de toen nog veel voorkomende wolven van het lijf te helpen houden.
De dieren kregen vanzelfsprekend geen toegang tot de kerk en werden aan de toegangsdeur achtergelaten. Het gebeurde wel eens dat een trouw dier zijn meester volgde tot in de kerk, ook was het niet te verwonderen dat bij koud of regenachtig weer de honden de kerk binnengesmokkeld werden door hun baasje. Uitgerust met een stok of soms een zweep hield de hondenslager bij het binnenkomen der gelovigen de honden buiten de kerk, en was er eentje aan zijn aandacht ontsnapt werd die met de stok uit het kerkgebouw verdreven of bij het nekvel jankend naar buiten gesleept.
Buiten dit werk waren zijn taken veel gevarieerder, ook werd hem gevraagd het jonge volkje en de jongelingen die het te bont zouden maken in toom te houden en bovenop kreeg hij ook heel wat andere klusjes op te knappen.
Toen de tijden veiliger werden en de zeden veranderden bleef de "hondenslager" verder in dienst maar de naam verdween. Hij werd gaandeweg vervangen door twee andere liturgische medewerkers, de kerkbaljuw die dichter bij de misviering stond en de Suisse of pijke wiens functie meer gericht was op de algemene ordehandhaving in de kerk. Het ambt van baljuw bestond veel vroeger dan dit van "Suisse" dat slechts ontstaan is einde 19e eeuw naar analogie met de pauselijke Zwitserse garde.
Er werd niet alleen veel gebruik gemaakt van een hondenkar als vervoermiddel, maar in die vaak onveilige tijden was het niet ongewoon dat kerkgangers uit ver afgelegen eenzame boerderijen van de uitkanten van de parochie hun hond meenamen bij hun voettocht naar de kerk om de baanstropers of allerlei ander gespuis of de toen nog veel voorkomende wolven van het lijf te helpen houden.
De dieren kregen vanzelfsprekend geen toegang tot de kerk en werden aan de toegangsdeur achtergelaten. Het gebeurde wel eens dat een trouw dier zijn meester volgde tot in de kerk, ook was het niet te verwonderen dat bij koud of regenachtig weer de honden de kerk binnengesmokkeld werden door hun baasje. Uitgerust met een stok of soms een zweep hield de hondenslager bij het binnenkomen der gelovigen de honden buiten de kerk, en was er eentje aan zijn aandacht ontsnapt werd die met de stok uit het kerkgebouw verdreven of bij het nekvel jankend naar buiten gesleept.
Buiten dit werk waren zijn taken veel gevarieerder, ook werd hem gevraagd het jonge volkje en de jongelingen die het te bont zouden maken in toom te houden en bovenop kreeg hij ook heel wat andere klusjes op te knappen.
Toen de tijden veiliger werden en de zeden veranderden bleef de "hondenslager" verder in dienst maar de naam verdween. Hij werd gaandeweg vervangen door twee andere liturgische medewerkers, de kerkbaljuw die dichter bij de misviering stond en de Suisse of pijke wiens functie meer gericht was op de algemene ordehandhaving in de kerk. Het ambt van baljuw bestond veel vroeger dan dit van "Suisse" dat slechts ontstaan is einde 19e eeuw naar analogie met de pauselijke Zwitserse garde.
zondag 15 december 2013
De familie STRYMES en Brasserie TIJDLOOS
Tijdloos, een exquise naam voor een luxe Brasserie!
Maar tijdloos is eveneens als het leven van elke generatie opnieuw. Het bestaan is voor elk individu een verhaal van KOMEN en GAAN... Zoals de immense zee, elke keer weer, onvermoeibaar, met vaste regelmaat het strand inneemt maar gedoemd is zich met dezelfde regelmaat terug te trekken, zo weet eenieder dat bij zijn blijde intrede in dit aardse dal, de terugkeer naar zijn oorsprong in de sterren geschreven staat! Moeder natuur duldt geen uitzonderingen!
Het pand waarover sprake is voor mij dan ook een accent geweest in de tijdloze historie van de opeenvolgende generaties van onze familie : Het voorvaderlijk huis!
Het verhaal begint in 1896, toen pachtten Louis STRYMES en Idalie DUBOSCH het derde laatste huis voor de Vlamingstraat (oost) Dorpsstraat, 124 aan Verheecke August die het gebouwd had in 1886, men noemde hem "August Spek" omdat hij suikerspekjes bakte, hij was winkelier, herbergier en metser en pachtte zelf een huis nabij het klooster aan kanunnik Nobels. Louis Strymes was toendertijd contraintedrager van de ontvanger der belastingen, verzekeringsagent en zaakwaarnemer. Idalie Dubosch was herbergierster. Ze wonen daar samen met hun zoon Alois STRYMES, meesterkleermaker die in februari 1903 huwt met Julie DEPAUW, mutsemaakster die dan verhuizen voor een paar maanden naar de Dorpsstraat 156c, maar in mei 1903 naar de overkant Dorpsstraat 109, het pand waar wij het bij deze over hebben.
Voorheen woonden daar Sophie De Bouver, wed. Victor Claeys, kruidenierster, waarna het gezin Charles Dupré en Emma Janssens, rondleurder kruidenier, die met hun dochter Augusta Dupré in mei 1903 verhuizen naar de Dorpsstraat 170.
In 1905 tenslotte sterft Idalie Dubosch en blijft Louis Strymes alleen achter, maar niet voor lang, hij gaat bij zijn zoon en schoondochter aan de overkant inwonen. Charles Louis is in deze periode herbergier, zaakwaarnemer en agent voor landverhuizing (Red Star Line). Dit laatste houdt in dat hij voor de administratie zorgt van de gegadigden vooral voor Amerika of Canada en met hen naar Antwerpen trekt om hen in te schepen. Charles Louis sterft hier in 1919. De woning krijgt later huisnummer 119.
De cafébazen waren ook toen al spitsvondige economisten en snuggere pr-specialisten! Ook het sociaal contact was uiterst belangrijk. In plaats van in hun eigen café een pint te drinken had Charles en later ook Louis Strymes, afgesproken met de collega-herbergiers. Hij vertrok de zaterdagavond van bij hem thuis naar een collega om met een halve kluit een pint te gaan drinken, diens collega ging op zijn beurt met dezelfde halve kluit (5ct) bij een volgende, en zo verder, tot later op de avond toen mijn overgrootvader of mijn opa terug naar huis gingen hun halve kluit ook weer bij henzelf arriveerde. Ze waren geen geld kwijt, op een pintje stak het niet en ze hadden voor klandizie en beweging in de herbergen gezorgd. En in die tijd waren er op het dorp herbergen zat.
Naast het café, oefent Alois Strymes het beroep uit van meesterkleermaker en winkelier en Julie Depauw mutsemaakster en modewerkster.
Hier worden hun 3 kinderen Aimé STRYMES (mijn vader) in 1904, Achilles STRYMES in 1906 en Marie Louise STRYMES in 1910 geboren.
In 1907 kan Alois het werk als kleermaker niet meer alleen aan en komt Charles Louis Van Hootegem van Sleidinge als kleermakersgast bij hen inwonen. Het was een zeer innemend man, invalide met krukken die zich enkel met een rolwagen kon verplaatsen, een goed stielman en zeer handig om op zijn knieën de trap op te klauteren naar het naaiatelier dat zich boven bevond. Hij keert in 1910 voor korte tijd terug naar Sleidinge, maar hij is terug in 1912 en dit tot hij in 1923 huwt met Madeleine Caboor en op Moershoofde gaat wonen in de oude vellenfabriek. Hij blijft nochtans komen werken en wordt elke dag trouw gebracht en gehaald in zijn invalidenwagen, later vanuit hun woonst in het begin van de Goochelare, en dit ook bij de volgende generatie Aimé Strymes die ook kleermaker was naast brievenbesteller, tot die laatste in de Dorpsstraat 105, neven de ingang der kerk, moest stoppen door ziekte rond zowat de jaren 1950.
Men heeft mij met volle overtuiging steeds verteld dat in de oude vloer van de woonkamer een paadje was uitgesleten vanaf de rieten zetel naast de Leuvense stoof , waar mijn grootvader steeds zat, tot aan de deur naar de keldertrap! De jenever werd inderdaad koel bewaard in de kelder! Aan de andere kant van de stoof zat mijn grootmoeder Julie (in de omgang Djelietsen) een tenger klein vrouwtje, diep ineengedoken in haar grote zwarte tipsjaal, zwaar asmatisch, ze leed aan chronisch bronchitis.
Als kleuter heb ik ooit eens achteloos aan een jutezak getrokken achter opa's zetel wat voor een prachtig rinkelend spektakel zorgde. Ik zal het op dat moment wel niet beseft hebben, maar het bleek, heb ik later vernomen om een zak gouden munten te gaan. Er werd tamelijk intensief, op slechts een paar honderd meter van de Nederlandse grens, heel overtuigend aan smokkel gedaan. Boter en vee waren maar schnabbeltjes vergeleken bij het grote werk hier! Er waren financiers en er waren uitvoerders!
Op de zolder van het ouderlijke huis moet mogelijks tot halfweg 1900 de standaard met vaandel van het liberaal muziek Concordia, waarvan Edward STRYMES bestuurder is geweest, bewaard zijn gebleven. Wat er verder mee is gebeurd, is mij onbekend.
Het café werd trouwens ook het bolwerk van het Liberalisme in Sint-Laureins waar o.a. Alberic Vandekerkhove en later diens zoon Willy Vandekerkhove, uitbaters van een olieslagerij, nijveraar Bertrand Hoste alsook notaris Hector Ceulenaere van Maldegem en vele andere, de champagne in de privé-vertrekken rijkelijk deden vloeien. Hoe dan ook, waar een Liberale Partij het in het landelijke, ouderwetse Sente nooit kon halen, waren hier steeds oppositiehaarden kind aan huis, die het onaflatend steeds weer categoriek opnamen voor de minderheden en tegen de huichelachtige machtsverslaafden.
Tegen de wet op het verbod van geestrijke dranken bood dan weer de staande klok in de woonkamer een oplossing, geen enkele controleur van accijnzen was blijkbaar geïnteresseerd in het mechanisme!
Het café was ook onlosmakelijk verbonden met de duivenmaatschappij "De Vrije Vlucht" zoals de herberg trouwens ook werd genoemd, maatschappij die eind de jaren 1800 reeds opgericht werd!
Na de dood van de uitbaters werd het café "De Vrije Vlucht" vanaf 1995 overgelaten, de naam veranderde in café "Concordia" maar de duivenmaatschappij bleef de herberg behouden als hun lokaal. Tot hieraan ook een einde kwam, "De Vrije Vlucht" op zoek moest naar een andere locatie, het pand verkocht werd en uiteindelijk een hele gedaanteverwisseling onderging met het resultaat dat wij nu allen kennen : "TIJDLOOS"
Maar tijdloos is eveneens als het leven van elke generatie opnieuw. Het bestaan is voor elk individu een verhaal van KOMEN en GAAN... Zoals de immense zee, elke keer weer, onvermoeibaar, met vaste regelmaat het strand inneemt maar gedoemd is zich met dezelfde regelmaat terug te trekken, zo weet eenieder dat bij zijn blijde intrede in dit aardse dal, de terugkeer naar zijn oorsprong in de sterren geschreven staat! Moeder natuur duldt geen uitzonderingen!
Het pand waarover sprake is voor mij dan ook een accent geweest in de tijdloze historie van de opeenvolgende generaties van onze familie : Het voorvaderlijk huis!
Het verhaal begint in 1896, toen pachtten Louis STRYMES en Idalie DUBOSCH het derde laatste huis voor de Vlamingstraat (oost) Dorpsstraat, 124 aan Verheecke August die het gebouwd had in 1886, men noemde hem "August Spek" omdat hij suikerspekjes bakte, hij was winkelier, herbergier en metser en pachtte zelf een huis nabij het klooster aan kanunnik Nobels. Louis Strymes was toendertijd contraintedrager van de ontvanger der belastingen, verzekeringsagent en zaakwaarnemer. Idalie Dubosch was herbergierster. Ze wonen daar samen met hun zoon Alois STRYMES, meesterkleermaker die in februari 1903 huwt met Julie DEPAUW, mutsemaakster die dan verhuizen voor een paar maanden naar de Dorpsstraat 156c, maar in mei 1903 naar de overkant Dorpsstraat 109, het pand waar wij het bij deze over hebben.
Voorheen woonden daar Sophie De Bouver, wed. Victor Claeys, kruidenierster, waarna het gezin Charles Dupré en Emma Janssens, rondleurder kruidenier, die met hun dochter Augusta Dupré in mei 1903 verhuizen naar de Dorpsstraat 170.
In 1905 tenslotte sterft Idalie Dubosch en blijft Louis Strymes alleen achter, maar niet voor lang, hij gaat bij zijn zoon en schoondochter aan de overkant inwonen. Charles Louis is in deze periode herbergier, zaakwaarnemer en agent voor landverhuizing (Red Star Line). Dit laatste houdt in dat hij voor de administratie zorgt van de gegadigden vooral voor Amerika of Canada en met hen naar Antwerpen trekt om hen in te schepen. Charles Louis sterft hier in 1919. De woning krijgt later huisnummer 119.
De cafébazen waren ook toen al spitsvondige economisten en snuggere pr-specialisten! Ook het sociaal contact was uiterst belangrijk. In plaats van in hun eigen café een pint te drinken had Charles en later ook Louis Strymes, afgesproken met de collega-herbergiers. Hij vertrok de zaterdagavond van bij hem thuis naar een collega om met een halve kluit een pint te gaan drinken, diens collega ging op zijn beurt met dezelfde halve kluit (5ct) bij een volgende, en zo verder, tot later op de avond toen mijn overgrootvader of mijn opa terug naar huis gingen hun halve kluit ook weer bij henzelf arriveerde. Ze waren geen geld kwijt, op een pintje stak het niet en ze hadden voor klandizie en beweging in de herbergen gezorgd. En in die tijd waren er op het dorp herbergen zat.
Naast het café, oefent Alois Strymes het beroep uit van meesterkleermaker en winkelier en Julie Depauw mutsemaakster en modewerkster.
Hier worden hun 3 kinderen Aimé STRYMES (mijn vader) in 1904, Achilles STRYMES in 1906 en Marie Louise STRYMES in 1910 geboren.
In 1907 kan Alois het werk als kleermaker niet meer alleen aan en komt Charles Louis Van Hootegem van Sleidinge als kleermakersgast bij hen inwonen. Het was een zeer innemend man, invalide met krukken die zich enkel met een rolwagen kon verplaatsen, een goed stielman en zeer handig om op zijn knieën de trap op te klauteren naar het naaiatelier dat zich boven bevond. Hij keert in 1910 voor korte tijd terug naar Sleidinge, maar hij is terug in 1912 en dit tot hij in 1923 huwt met Madeleine Caboor en op Moershoofde gaat wonen in de oude vellenfabriek. Hij blijft nochtans komen werken en wordt elke dag trouw gebracht en gehaald in zijn invalidenwagen, later vanuit hun woonst in het begin van de Goochelare, en dit ook bij de volgende generatie Aimé Strymes die ook kleermaker was naast brievenbesteller, tot die laatste in de Dorpsstraat 105, neven de ingang der kerk, moest stoppen door ziekte rond zowat de jaren 1950.
Het huisnummer van het pand waar we het bij deze over hebben is ondertussen terug verandert in 121 en het café wordt in de tweede helft der 20e eeuw uitgebaat door Marie STRYMES en Philibert RAMMELAERE.
Het ouderlijke café werd na de tweede wereldoorlog verbouwd met het geld van de oorlogsschade en heeft in zijn bestaansgeschiedenis voor heel wat verhalen gezorgd, het ene al mooier dan het andere!Men heeft mij met volle overtuiging steeds verteld dat in de oude vloer van de woonkamer een paadje was uitgesleten vanaf de rieten zetel naast de Leuvense stoof , waar mijn grootvader steeds zat, tot aan de deur naar de keldertrap! De jenever werd inderdaad koel bewaard in de kelder! Aan de andere kant van de stoof zat mijn grootmoeder Julie (in de omgang Djelietsen) een tenger klein vrouwtje, diep ineengedoken in haar grote zwarte tipsjaal, zwaar asmatisch, ze leed aan chronisch bronchitis.
Als kleuter heb ik ooit eens achteloos aan een jutezak getrokken achter opa's zetel wat voor een prachtig rinkelend spektakel zorgde. Ik zal het op dat moment wel niet beseft hebben, maar het bleek, heb ik later vernomen om een zak gouden munten te gaan. Er werd tamelijk intensief, op slechts een paar honderd meter van de Nederlandse grens, heel overtuigend aan smokkel gedaan. Boter en vee waren maar schnabbeltjes vergeleken bij het grote werk hier! Er waren financiers en er waren uitvoerders!
Op de zolder van het ouderlijke huis moet mogelijks tot halfweg 1900 de standaard met vaandel van het liberaal muziek Concordia, waarvan Edward STRYMES bestuurder is geweest, bewaard zijn gebleven. Wat er verder mee is gebeurd, is mij onbekend.
Het café werd trouwens ook het bolwerk van het Liberalisme in Sint-Laureins waar o.a. Alberic Vandekerkhove en later diens zoon Willy Vandekerkhove, uitbaters van een olieslagerij, nijveraar Bertrand Hoste alsook notaris Hector Ceulenaere van Maldegem en vele andere, de champagne in de privé-vertrekken rijkelijk deden vloeien. Hoe dan ook, waar een Liberale Partij het in het landelijke, ouderwetse Sente nooit kon halen, waren hier steeds oppositiehaarden kind aan huis, die het onaflatend steeds weer categoriek opnamen voor de minderheden en tegen de huichelachtige machtsverslaafden.
Tegen de wet op het verbod van geestrijke dranken bood dan weer de staande klok in de woonkamer een oplossing, geen enkele controleur van accijnzen was blijkbaar geïnteresseerd in het mechanisme!
Het café was ook onlosmakelijk verbonden met de duivenmaatschappij "De Vrije Vlucht" zoals de herberg trouwens ook werd genoemd, maatschappij die eind de jaren 1800 reeds opgericht werd!
Na de dood van de uitbaters werd het café "De Vrije Vlucht" vanaf 1995 overgelaten, de naam veranderde in café "Concordia" maar de duivenmaatschappij bleef de herberg behouden als hun lokaal. Tot hieraan ook een einde kwam, "De Vrije Vlucht" op zoek moest naar een andere locatie, het pand verkocht werd en uiteindelijk een hele gedaanteverwisseling onderging met het resultaat dat wij nu allen kennen : "TIJDLOOS"
donderdag 12 december 2013
De familie STRYMES en herberg DE PLUIM.
Zoals de Kondratieff-golven, de sinusoïdecyclus in de moderne kapitalistische wereldeconomie met een periode van vijftig tot zestig jaar, zo verandert het uitzicht van het centrum van Sente blijkbaar met dezelfde frequentie!
Een studie van de aanvragen van bouwvergunningen zou hier uitsluitsel kunnen geven maar het komt mij voor dat rond de eeuwwisseling 19e -20e eeuw dit uitzicht drastisch veranderde.
Rond het midden der 20e eeuw zijn wij dan zelf geconfronteerd met de cyclische vernieuwing van niet alleen de gebouwen maar ook hun bewoners, wat niet verwonderlijk is, gezien de overeenkomst met de gemiddelde levensduur van een individu.
En wat zien we heden ten dage, men is druk doende het aanschijn van Sente een nieuwe look te geven, en daar weinig locaties het waard waren beschermd te worden, zorgt dit terug voor een grondige metamorfose! Het pand waarvan hier sprake, vormt dank zij zijn beschermde historische voorgevel, hierop een uitzondering!
Een studie van de aanvragen van bouwvergunningen zou hier uitsluitsel kunnen geven maar het komt mij voor dat rond de eeuwwisseling 19e -20e eeuw dit uitzicht drastisch veranderde.
Rond het midden der 20e eeuw zijn wij dan zelf geconfronteerd met de cyclische vernieuwing van niet alleen de gebouwen maar ook hun bewoners, wat niet verwonderlijk is, gezien de overeenkomst met de gemiddelde levensduur van een individu.
En wat zien we heden ten dage, men is druk doende het aanschijn van Sente een nieuwe look te geven, en daar weinig locaties het waard waren beschermd te worden, zorgt dit terug voor een grondige metamorfose! Het pand waarvan hier sprake, vormt dank zij zijn beschermde historische voorgevel, hierop een uitzondering!
Herberg “De Pluim” heeft in de
loop der jaren heel wat veranderingen ondergaan. De twee huizen met huidig
huisnummer 117 en 119 waren vroeger één woning welke reeds bestond in 1550, ze
werd in 1738 verkocht aan koster Jan Van Hecke. Na zijn overlijden werd de
woning eigendom van Cornelis Amandus Bertholf, neef van koster Van Hecke.
In 1811 was hier Frans Rombaut,
epicerijwinkel, de eigenaar. Diens zoon Jan Rombaut verkocht het ouderlijke
huis in 1850 aan Charles Strymes gehuwd met Sophie Steyaert, welke hier reeds
woonden en de oude herberg “De Pluim” uitbaatten. Hier vierden Charles en
Sophie hun gouden bruiloft en werd er bij deze gelegenheid een serenade ten
beste gegeven door de liberale muziekmaatschappij “Concordia” waarvan hun zoon
Edward, die tevens klerk was bij notaris Taelman in villa “Dennenhof” in de
Gouvernementstraat, nu Leemweg, bestuurder en muziekmeester was.
Na de dood in 1894 van Charles,
hielden zijn weduwe en zijn dochter Mathilde de herberg verder open en na haar
moeders dood huurt Mathilde de herberg levenslang en kosteloos.
De zuster van Mathilde, Maria
Antonia Strymes die ondertussen gehuwd was met Joannes Longueville van Maldegem
en die de herberg “De Vrede” de eerste van de twee herbergen over Neelskensbrug
in St.Margriete uitbaatten, verhuizen eerst naar de herberg “St. Hubert” naast
“De Pluim” waar ze het echtpaar Louis Strymes- Idalie Dubosch opvolgen, waarna
ze tenslotte in de oude herberg “De Pluim” hun intrek nemen.
In 1908 kocht Louise
Longueville, dochter van Maria Antonia en Joannes, en tevens kleindochter van
eerder genoemde Charles Strymes, de oude herberg “De Pluim”, laat ze met
toestemming van Mathilde Strymes afbreken en vervangen door twee nieuwe
gebouwen: de nieuwe huidige herberg “De Pluim” en een kleiner huis, waar
Mathilde levenslang, vrij en onvergeld, tot aan haar dood in 1919 een
snoepwinkeltje openhoudt.
De broer van Louise, Alphonse
Longueville is meester-rijwielmaker en weet blijkbaar van aanpakken.Reeds toen
ze in “St.Hubert” woonden besloten ze rond de eeuwwisseling een rijwielhandel
op te richten en legden ze achteraan een rijwielbaan aan om de liefhebbers te
leren fietsen. Maar nadat Louise de oude “De Pluim” aangekocht had, werd het
lage verouderde gebouw gesloopt en zoals hoger vermeld, vervangen door twee
nieuwe, waaronder de nieuwe “De Pluim” waar hij achteraan een grote smidse liet
bijbouwen.
Alphonse nam hier de taken over
van zijn vader die ondertussen overleden was, herbergier en toeziener van
goederen, maar zelf was hij ondertussen gepromoveerd tot rijwielfabrikant. Hij creeerde zijn eigen fietsmerk “Prima” en liet
zijn reklame : “Rijwielfabriek Prima” schilderen op de zijgevel van het
kleinere huis, wat nog te zien was tot omstreeks 1970 tot wanneer Medard
Verheye – Georgina Boelens het lage huis ernaast lieten optrekken.
Achteraan in de smidse van “De
Pluim” werden de fietsen afgewerkt door verscheidene inwonende knechten van
andere gemeenten maar ook o.a. door Jules Van Damme, Julien Matthijs, Lucien
Van Hecke, Cyriel Debbaut, Alfons Van De Kerckhove, enz… van St.Laureins, die
hier de stiel leerden vooraleer zelf een eigen zaak op te starten. Ook waren er
een paar inwonende meiden.
Alphonse bezocht regelmatig
buitenlandse beurzen, exposeerde zelf en had vertegenwoordigers voor Oost-
West- en Zeeuws-Vlaanderen. Het was een bloeiende rijwielzaak maar jammer
genoeg voor broer en zus, beiden ongehuwd gebleven, was er geen eigen
opvolging.
Rond de dertiger jaren werd het
bedrijf stilaan ontmanteld, maar Alphonse en Louise wilden in hun laatste
levensjaren nog een oude droom verwezenlijken. Op zijn vele reizen had Alphonse
in de grote steden kennis gemaakt met het nieuwe medium film. Hij liet in “De
Pluim” een cinemazaal bouwen compleet met podium en balkon. Op het podium
achter het scherm liet hij een Mortierorgel aanbrengen zodat er ook kon gefeest
en gedanst worden tot in de late uurtjes. Ieder week-end was de zaal overbezet
voor de filmvertoningen. Louise begeleidde in den beginne de stomme films op de
piano, later gebeurde dat met aangepaste platen op de pick-up en ze bakte schietspoelen (appelflappen) waar in
de zaal mee rond gegaan werd door Yvonne Bultynck en die op een mum van tijd
waren uitverkocht! Yvonne was de kleindochter van Camille Longueville, de
oudste broer van Louise, bij wie ze quasi werd opgekweekt.
Yvonne Bultynck huwde met Albert
Geirnaert en die baatten later “De Pluim” verder uit. Na de tweede wereldoorlog
werden nog enkele films gedraaid maar na concurrentie van een door de klerus
opgerichte filmclub in de parochiezaal, was dit van het goede teveel, en
moesten trouwens beide initiatieven het laten afweten. Sporadisch had er in “De
Pluim” nog een of ander optreden plaats een revue of een illusionist-hypnotiseur,
enz… Dit waren de laatste stuiptrekkingen van de toendertijd roemruchte zaal
die nadien verder dienst heeft gedaan voor handboogschietingen of als overdekte bolbaan, trouwens met veel succes.
Na een gedwongen verkoop werd
het geheel aangekocht door de kinderen De Meulemeester, brouwers en later
bieruitzetters, terwijl de herberg werd uitgebaat door Raymond Verheye-Bertha
Van Laere die vanuit de Leemweg 20 komende hier hun intrek namen, een gedroomde
locatie voor Raymond die tot uren in de omtrek een befaamde boldersreputatie
had. De naam van de herberg werd dan ook veranderd in “Café ’t
Boldershof”. Een van hun dochters Cecile
Verheye, gehuwd met Alfred Roets volgde hen hier later op en maakte de 50
jaar familieuitbating succesvol rond. Na de dood van de kinderen De
Meulemeester werd het goed verkocht en aangekocht door Robert Groosman, die
enkele veranderingen aanbracht aan de zaal.
Na het overlijden der laatste uitbaters tenslotte, werd het café gesloten, het pand door de toenmalige eigenaars verkocht en door de nieuwe verbouwd tot appartementen: Residentie BOLDERSHOF !
Na het overlijden der laatste uitbaters tenslotte, werd het café gesloten, het pand door de toenmalige eigenaars verkocht en door de nieuwe verbouwd tot appartementen: Residentie BOLDERSHOF !
dinsdag 10 december 2013
Sint-Laureins : Wijk- en herbergkermissen op de Oosthoek 19e eeuw.
In de Oosthoek en de Vuilpanne was het tot lang na de Franse
Revolutie iedere zondag “kermis” zowel voor de Belgen als voor de Nederlanders.
Rond 1830 sprak men hier gemeenzaam over “danskoten of danstenten”. Hoe kon het
ook anders in een grensstreek waar als het ware de voordeur op Belgisch
grondgebied uitnodigde en de achterdeur uitgaf op Nederlands grondgebied. Naast
herberg “De Vuilpan” ontstond zeer snel “De Gekroonde Vuilpan” met daarnaast
“De Nieuwe Vuilpan” en recht hiertegenover “In de Oude Vuilpan”.
Men had op de Oosthoek de herberg van Eduard De Lange maar ook van Charles en Eduard Van de Wynckel, de herberg “Het Veldzicht”, ook “Den Congo” genoemd, bij Jan en later Petrus Colman, de herberg “Het Rozenhoedje” ook kortweg “Het Hoedje” bij bazin Raes later Camiel De Beir. Sommige cafés hadden ook dezelfde naam, zo had men “De Vuilpan” bij Jules De Keyzer waarna Pieter De Keyzer-De Lille maar men had ook herberg “De Vuilpan” bij Charles-Louis De Coster op de steenweg naar sint-laureins grondgebied Eede. Eveneens op den Oosthoek had Victor Pille zijn café en Petrus De Clercq zelfs zijn café met overdekte bolbaan en in de Vlotweg kon men terecht bij P. Van Queckelberghe.
Het was kermis bij de opening op 30.09.1906 van de herberg van Camiel Claeys-Pille en op 05.01.1908 bij de feestelijke opening van het café van August Bottelberghe-Van Hecke en op 1 januari 1911 was er een groot Platefeest bij Petrus Pille. Kortom, men nam elke gelegenheid te baat om te kermissen ! Er was wel elke week ergens een herbergkermis of taartjeskermis of wijkkermis met een kaartprijskamp, prijskamp op de vogelpik, enveloptrekking met velo of een prijsbolling met na de prijskamp o.a .een pot kazakken met zeekapiteins of bloedworst of ’s avonds gepoefte kazakken of teeltaarten te verspelen op de billard. Soms waagde men zich aan het illegale spel met anker en zon (zie onderaan) en vloeide de geestrijke drank rijkelijk.
Men had op de Oosthoek de herberg van Eduard De Lange maar ook van Charles en Eduard Van de Wynckel, de herberg “Het Veldzicht”, ook “Den Congo” genoemd, bij Jan en later Petrus Colman, de herberg “Het Rozenhoedje” ook kortweg “Het Hoedje” bij bazin Raes later Camiel De Beir. Sommige cafés hadden ook dezelfde naam, zo had men “De Vuilpan” bij Jules De Keyzer waarna Pieter De Keyzer-De Lille maar men had ook herberg “De Vuilpan” bij Charles-Louis De Coster op de steenweg naar sint-laureins grondgebied Eede. Eveneens op den Oosthoek had Victor Pille zijn café en Petrus De Clercq zelfs zijn café met overdekte bolbaan en in de Vlotweg kon men terecht bij P. Van Queckelberghe.
Het was kermis bij de opening op 30.09.1906 van de herberg van Camiel Claeys-Pille en op 05.01.1908 bij de feestelijke opening van het café van August Bottelberghe-Van Hecke en op 1 januari 1911 was er een groot Platefeest bij Petrus Pille. Kortom, men nam elke gelegenheid te baat om te kermissen ! Er was wel elke week ergens een herbergkermis of taartjeskermis of wijkkermis met een kaartprijskamp, prijskamp op de vogelpik, enveloptrekking met velo of een prijsbolling met na de prijskamp o.a .een pot kazakken met zeekapiteins of bloedworst of ’s avonds gepoefte kazakken of teeltaarten te verspelen op de billard. Soms waagde men zich aan het illegale spel met anker en zon (zie onderaan) en vloeide de geestrijke drank rijkelijk.
En de gratis prijzen bij de bolling vielen best mee, zo bijvoorbeeld o.a. : Een vet konijn, een vette haan, een korentenbrood en ’s avonds voor iedereen gratis bloedworst of nog :
1e prijs : een vette
gans of 4 frank
2e prijs: 2 vette konijnen of 3 frank
3e prijs: 2 vette haans of 2 frank
4e prijs: 1 vette haan of 1 frank
Bij de kaartingen ging het meestal om geldprijzen en niet
zelden schonk de waard na de gedane inspanningen ’s avonds gratis o.a. haringen met kazakken of
nog, twee tonnen mossels. Tegenwoordig is het aantal herbergen overal sterk gedaald, maar tot rond
1925 kon men in de Oosthoek nog zijn dorst lessen bij o.a. Medard De Smet of
Arthur Gysel of Camiel De Keyser of André Van den Dorpe of Camiel De Beir.
En als je nu geneigd zou zijn een verkeerd beeld te krijgen over de
wijk, door het grote aantal cafés, kan ik je geruststellen met de vaststelling
dat er overal in Sente, zoals bijna overal trouwens, in elke bewoonde straat minstens 2
of 3 herbergen waren waar men terecht kon voor een “safarke” of het gewone of
iets straffere gerstenat, een Jonge of Oude Klare of een andere geestrijke
drank die na de invoering van de wet op het drankmisbruik op een sluikse manier
aan de man gebracht werd !
Sint-Laureins : Nog over de wijkkermissen rond 1900
Na de
Eerstestraat kon ook den Oosthoek niet ten achterblijven. Ook daar bevonden
zich verschillende herbergen.
Er werd dan
ook in Juni 1903 een groots feest georganiseerd, ter gelegenheid van de
inhuldiging van hun vaandel en de aanstelling van de “president” Fernand De
Coster.
Met het
nieuw vaandel voorop is de president daarna in een rijtuig, omringd door al de
leden der maatschappij den Oosthoek rondgereden.
“Merkweerdige”
redevoeringen werden uitgesproken door Ferdinand Vanden Dorpe, zijne griffier,
zijn commandant Jozef Jodts en door den president zelf die besloot met den wens
dat alle leden ook na hun dood, nog zouden mogen genieten van de voordelen der
vereniging door een plechtige mis! Huizen en herbergen waren versierd met
gedichten, zo bij Charles Vande Winckel, Victor Pille en op de opgerichte ark,
waarop we o.a. konden lezen:
Mocht hij nog lange leven
We lezen een tientje van ons Paternoster,
Voor president De Coster!
Ook na de
uitbundige festiviteiten in 1894 bij de kermis op de nieuwe datum van de
Eerstestraat hadden ze de smaak voorgoed te pakken. Tot dan was de Eerstestraat
een aardeweg met de nodige putten en het onvermijdelijke slijk. Tot het
gemeentebestuur in 1905 besloot de weg te verharden met afval van de
steengroeven. Vandaar dat op zondag 21 mei 1905 de Graveefeesten werden
gevierd. Van 5 ure ’s morgens wapperden 60 vlaggen over de straat, die drie
kwart lang is beplant met 2000 bomen en waar niet minder dan 20 arken of
triomfbogen waren opgericht, gekroond met dichten en kransen, en in grote
letters ”Welkom! Welkom!”Als ’t ware
de schoonsten boulevard van ’t land en er waren in den achternoene wel 6000
mensen bijeen.
Het feest
begon met een stoet van velo’s, geschetter en getoet zonder einde, geestelijke
en wereldlijke overheid zowel als ’t muziek deed mee, dit alles ter ere van de
Gravee.
Maar ook ter
ere van Ferdinand Accoe den waard van de “Roode Hand” en ook ter ere van het
Gotisch wapenberd dat het Roode Hand verbeeldt en dat onder de pannen aan zijne
estaminet hangt. Het hangt daar al van 1749 dat is dus schrijve en zegge 156
jaar.
Fernand zelf
is de inrichter van al die feestelijkheden, hij is ’t die de kermesse van de
Eerstestraat doen verleggen heeft en met goed gevolg.
Hij is ’t
die met zijn schrijven en wrijven den Gravee bekomen heeft, en kwam hij er niet
met spreken, hij kwam er met zingen.
Er werd dan
ook duchtig in de stoet gezongen:
En nu juichen wij en zingen
Leve de Raad,leve de Staat
En laten onze glazen klinken
Op den Gravee van d’Eerstestraat.
Fernand verkocht die liedjes ten voordele van het feest en eentje dat nog rapper verkocht werd
Fernand verkocht die liedjes ten voordele van het feest en eentje dat nog rapper verkocht werd
luidde als volgt:
Wie is gekend ten allen kant? Fernand
Bijna door heel ons Belgenland? Fernand
Wie is die man zo hoog geroemd?
Zeg mij hoe dat hij wordt genoemd?
Fernand, Fernand, Fernand!
Wie is die goede, brave mens?
Die zoveel doet voor Sint-Laurens?
Wie zag de boeren van de wijk
Verzonken in het vuil en slijk? Enz…
Tot ’s
avonds was er leute en plezier, alles verliep vlot en zonder moeilijkheden,
ondanks de massale opkomst. Geheel de
wereld en Aaigem (van buiten de wereld!) was daar!
Fernand had nog één droom, een Fernandszondag,
gelijk de Blasiuszondag.
Blasius komt
wat vroeg in ’t jaar en op Sinte Fernand zijn de dagen langer! Dus dat beloofd!
En dat de
mannen van de Eerstestraat hun woord houden zal men geweten hebben!
in de
Eerstestraat een grote en prachtige “Bloemenstoet” ingericht door de verenigde
wielrijders ter gelegenheid der verjaring van de Graveefeeste!
Meer dan 250
frank prijzen: voor enveloppe trekken, voor de grootste groep, voor de
verstkomende, de schoonst versierde velos, enz… .
De stoet zal
gevormd worden om 2 ure en zal “gephotografeerd” worden door de plaatselijke
fotograaf Studio Gustaaf Gernaey!
Elk zegge
het voort!
maandag 9 december 2013
Sint-Laureins : Wijkkermissen en Herbergkermissen rond 1900.
Eerstestraatkermis en de
historie van het stadhuis van Zevecote eind 1800.
Sommige wijken of delen van een straat hebben bovenop hun
officiële naam in de volksmond een naam ontleend aan een verdwenen bouwwerk dat
zich daar ooit bevond of aan een vroegere herberg, zo bv. het Moleneinde in
St.Laureins, het deel van de dorpsstraat waar vroeger de stenen windmolen stond
van Felix Eykens of nog de Klapkotte (Klepkodde) op St.Margriete de naam van de
vroegere herberg.
Zo ook Zevenkotte in de Eerstestraat te St.Laureins. Dat de
Eerstestraat een stevige reputatie heeft op gebied van wijkkermissen laat geen
twijfel, sinds mensengeheugnis en tot voor kort. Daar waren eind 1800 zoals
overal trouwens dan ook heel wat “estaminets” Er werd toendertijd zelfs
gesproken van : de kroeg, plaag der dorpen, bij zoverre dat bij onze buren in
Holland een beperking werd opgelegd met betrekking tot het aantal, hier kreeg
men dat toch maar niet gestemd.
Zo hadden we o.a. op Zevenkotte de herberg van August
Geirlandt, verder in de Eerstestraat die van Camiel Cauwels, ook met tot de
verbeelding sprekende namen : het estaminet “Roodehand” van Ferdinand Accoe,
“De Nachtegaal” bij Petrus Van Vooren, “Oud Jerusalem” en dan ook het
“Stadhuis” bij Bernard Lievens.
Het was in dit laatste waar steeds leute en plezier was, dat
tussen druppel en pint, besloten werd aangezien Zevenkotte een stadhuis had, ze
dan ook maar een vrederechter konden kiezen. Welnu het was de baas uit het
stadhuis zelf, geboortig van Maldegem Kleyt aan wie deze grote eer te beurt
viel om voor de eerste maal met algemeenheid der stemmen gekozen te worden. Op
zondag 20.08.1893 werd dan ook de juge de paix van Zevenkotte plechtig
ingehuldigd. Een prachtige stoet haalde hem in, twee hoornblazers te paard,
gevolg door 10 ruiters van de papieren edeldom dezer eeuw, daarna de
voddegaarders met hondengespan gevolgd door de heren ministers en de grote
wereld, besloten door de bolders in groot uniform en uiteindelijk het gespan
van de nieuwe juge de paix, getrokken door drie felle honden en omringd door
zijne ambtsgenoten, griffier, deurwaarders en advocaten. In het Roodehand werd
hem de erewijn met volle pinten aangeboden en sprak hij tot de menigte zijne
eerste redevoering uit over den vrede die recht moest doen zegevieren in de
gebuurte. Het spreekt voor zich dat eenmaal terug thuis het weerzien met de
vrederechterin aandoenlijk was. Dol van vreugde riep hij tot zijne klanten
:”hoe meer gij drinkt, hoe liever!” Daarop volgde een bolling met 50 pelotons
en ’s avonds werd de buurt door een schoon vuurwerk verlicht.
In 1894 dan, hebben de bewoners van de Eerstestraat, met
toelating van het gemeentebestuur, eendrachtig besloten de kermis die men
gewoon was te vieren den 3e zondag van oktober voortaan te laten
plaatshebben den 2e zondag van september. Ter dezer gelegenheid zou
men geen moeite sparen om voor de eerste maal op zondag 09.09.1894 het
vernieuwde kermisfeest op te luisteren. Een historische stoet van ruiters en
voetgangers met aan het hoofd een groep ruiters met twee clairons die den
vooruit blazen zal de gemeente en de straten door trekken tot verering van
hunnen nieuwen vrederechter uit het “stadhuis”, kostuums zullen in gereedheid
zijn in het Roodehand. Des zondags zal er een rijke prijsbolling plaats hebben
en een tentoonstelling van kleine veerassen zoals vogelen, konijnen, katten,
honden, muizen en stiensche ratten; alsook landbouwgewassen: rapen, wortelen,
beterave, aardappelen, fruit en moeshoofvruchten. Alles zal tentoongesteld
worden. De opening der kermis zal op zaterdag 8 september door het losbranden
der kanonnen aangewakkerd worden; den maandag zal er een plechtige mis
gecelebreerd worden voor de afgestorvene vrienden uit de gebuurtestraten.
Toen in 1897 een nieuwe “aanlander” Frans De Meester zijn nieuwe estaminet
“Chicago” op Zevenkotte opende, maakte hij bekend dat hij op zondag 21 november
1897 eene ton mossels gratis ten beste zal geven aan deze die het feest zullen
bijwonen. Er zijn tevens verschillende prijzen te winnen als volgt : 3 prijzen
voor deze die het meeste getal mossels kan binnen spelen, ten minste 30 per
minuut uit de schelpe trekken; ook 3 prijzen voor die het meest getal mossels
kan binnen draaien, ten minsten 300; ook prijzen van om ter zeerst en langst,
ten minsten 3 uren. De prijskampen zullen onpartijdig door de commissie, zijnde
de mannen van Chicago, beslist worden.
En voor wie denkt dat ze in die tijd geen fantasie hadden,
geven we tot slot de aankondiging in ’t Getrouwe Maldegem van Victor De Lille
verschenen op zondag 27.11.1898 : “Gemeente Sint Laureins,Zevekotte. Jaarlijksch
mosselfeest op zondag 27 november bij Frans De Meester, Chicago, ter dezer
gelegenheid zal er om 7 uren ’s avonds 2 tonnen mossels aan de liefhebbers
besteld worden, om 9 ure bloedsiris aan de deelnemers en daarna sneemuizen met
zeekapiteins en oortulaenevogelen, allen in het vet gebraden. De mosselvrienden
worden uitgenoodigd het feest te komen opluisteren. Alles is GRATIS.”
dinsdag 3 december 2013
Sint-Laureins : de kerk en haar omgeving, de zuidkant.
Het tweede huisje werd gekocht, verbouwd en bewoond door de
kinderen van bovengenoemde Maria Strymes-Longueville met name Alphonse en
Louise en verkocht aan postmeester Van Parijs waarna het een hele tijd dienst
deed als postkantoor, daarna gekocht, tijdelijk bewoond en verbouwd door
Raymond Strymes-De Neve waarna verhuurd.
In de jaren rond 1550 stond links van de kerk een oude
hofstede waarvan de eigenlijke woning werd vergroot of herbouwd in 1690. In
1859 werd een gedeelte der woning verkocht. Later werd een oude kamer
afgebroken en werd het huis naast de kerk gebouwd dat in 1869 werd gekocht door
De Sauter Leopold gehuwd met Van Hijfte Serafiene, winkeliers en koperslagers.
Hun opvolgers Peetje De Sutter en zijn Emerence waren graag gezien bij de
jeugd, want we kregen daar altijd een van oud gazettepapier zelfgeplakte tipzak
vol met nic-nacjes. Op het laatst waren hun petroleumlampen in allerlei maten,
glazen voor lantaarns, waterpotten en dergelijke even gedateerd als hun
verkopers! In 1958 werd het huis gekocht door Aimé Strymes-Maeyens en in 1970
afgebroken en herbouwd door Raymond Strymes- De Neve waarna later de
textielwinkel vervangen werd door een coiffeursalon.
Rechts, voorbij de kerk zien we de winkel van Celina
Maeyens, modiste en echtgenote van Clemens Vandevoorde facteur, later Aimé
Strymes-Maeyens vooraleer ze verhuisden in 1958 naar de andere kant van de kerk, waarna Marcel Jodts-Accou en momenteel Marijn De Roo-Van Den
Bossche.
Daarnaast de schoenwinkel van Charles De Vlaeminck-Roets die
verdergezet werd door Julien Immesoete-Valcke
en later Elektro De Roo.
Het derde huis voorbij de kerk was bewoond door schilder
Gerard Laureyns gehuwd met Clara Gheys, textielwinkel.
De rij kleinere huizen verderop werden in de loop der tijd
vernieuwd om te eindigen bij de electriciteitswinkel van Marietje Pieters die gehuwd was met de
alom gekende Prudent De Geeter, smid van
beroep maar evenzeer onvergetelijk als muzikant
bij de plaatselijke fanfare, als toneelspeler, maar ook als kerkzanger.
De mooie kapel die men hier rechts op het beeld de reeks woningen ziet afsluiten en die een
prominente rol speelde elke avond tijdens de hele meimaand voor de obligate
Paternosters en onvermijdelijke Marialiederen, werd opgeofferd aan de eisen van
de mobiliteit, om veiligheidsredenen gesloopt en vervangen door een meer
gestroomlijnde versie.
Helemaal rechts op de eerste foto kijkt men tenslotte aan tegen de
zijgevel van wat toen waren de twee woningen der onderpastoors.
Sint-Laureins : de kerk en haar omgeving, de noordkant.
Als je aandachtig bovenstaande foto bekijkt zul je dit stukje Sente in grote lijnen wel herkennen ! Vooral de linkerhelft op de voorgrond is
drastisch veranderd en nochtans is het geheel voor elke Sentenaar een vertrouwd
stukje dorpsstraat aan de overkant der kerk tussen het huidig ING-bankgebouw en de Vlamingstraat. Als je
iets aandachtiger kijkt zie je uiterst links nog een stukje van dit bankgebouw,
de vroegere brouwerij van burgemeester Huyghe, later, Buyck , de olieslagerij
van Willy Van de Kerckhove en het café van Marcel De Vent, en helemaal rechts
zie je dan een deel van de woning van de familie Cyriel Van Hecke aan de hoek
van de Vlamingstraat, de textielwinkel bij Irma Goossens.
De eerste twee voor ons onbekende huisjes links, afkomstig van een woonhuis met smidse
werden later aangekocht door Florent Vercraeye- Himschoot en vervangen door een
nieuwbouw met daarnaast een oprit waar heel wat inwoners van Sente hun stalen
ros parkeerden wanneer ze naar de mis kwamen. Het
was op deze plek dat heel wat mannen samentroepten bij de aanvang der
goddelijke diensten in de kerk aan de overkant, kwestie van toch niet te vroeg
binnen te zijn, de onderscheiden plechtigheden duurden toendertijd toch al zo
lang ! Het was hier ook dat na de hoogmis op zondag de veldwachter of later de gemeentewerkman Clement “den boy”
na krachtig belgeklingel en met luide stem, van op een stoel de gemeentenieuwtjes
of de noodslachtingen aan de goegemeente bekend maakte. Het was hier dat
gemeenteverkiezingen gewonnen werden door kandidaten of hun vertegenwoordigers
die met somwijlen de nodige discussie van op diezelfde stoel het boude woord
namen ! Het was eveneens hier dat straatzanger Tamboer van Balgerhoeke het
wereldnieuws “heet van de naald” bezong en zijn blaadjes met de liedjesteksten
verkocht aan 10 centiem, 1 of 2 frank ’t stuk en waar hij later met veel humor
en evenveel branie zijn scheermesjes aan de man bracht. Momenteel woont daar
Hilde Vandevoorde-Herrebout in een eveneens vernieuwde woning.
Deze foto toont helemaal rechts dezelfde huisjes die je op de linkerkant van de afbeelding bovenaan vindt maar nu reeds lichtelijk verbouwd, en waar eerstgeplaatste foto de dorpsstraat richting Oost (Moleneinde) weergeeft krijg je hier richting West (Karelshoek) !
Abonneren op:
Posts (Atom)