Sint-Laureins : De chirurgijn, in vroege tijden de redder in nood !

Doorheen de loop der geschiedenis zien we steeds weer legerbendes over en weer trekken doorheen onze contreien, onderweg alles verwoestend, moordend en brandend, onderwijl een spoor van bloed en tranen achterlatend. Maar tussen deze moordpartijen door geeft het mensdom zijn dierlijke instincten eveneens de vrije teugel en wordt de maatschappij helaas verziekt door zinloze vechtpartijen, brutale moorden en andere geweldplegingen. En of dit alles nog niet volstaat worden wij ook nog gewoon geplaagd door allerlei ziektes! Vanzelf noopt de aangerichte schade tot oplossingen voor herstel!

We zien dat vanaf de 14e eeuw hier en daar in grote steden "universitair geschoolde (!) dokters" werkten, maar die behandelden doorgaans alleen notabelen en hun familieleden. Het overgrote deel van de bevolking bleef aangewezen op een chirurgijn als kwalen zich aandienden. Het onderscheid tussen een dokter en een chirurgijn, simpel uitgelegd, bestond erin dat een dokter zich ontfermde over het inwendige en een chirurgijn zich hoofdzakelijk bekommerde over het uitwendige van het menselijk  lichaam. Het beroep van chirurgijn of heelmeester heeft zich ontwikkeld uit de barbiersgilde, de gilde van de chirurgijns en de barbiers of baerdemaeckers. Wie zich als barbier of chirurgijn wilde vestigen, moest eerst een lange leertijd bij een erkende meester doorlopen. In het begin der opleiding werd de leerling de grondbeginselen bijgebracht van het scheren, knippen en een bad klaarmaken, tevens maakte hij kennis met de medische aspecten van het beroep zoals de kunst van het aderlaten, laatkoppen zetten t.t.z. gloeiendhete afgeplatte cilindrische glazen of in plaats daarvan zetten van bloedzuigers, wondverzorging en kleine chirurgische handelingen en ingrepen, het spalken van botbreuken, het bereiden van zalfjes, kruidenaftreksels en laxeermiddelen. Na als gezel rondgetrokken te hebben moest hij een meesterproef afleggen vooraleer tot het gilde toe te kunnen treden en zich definitief te kunnen vestigen. Heelmeesters beschikten ook over een uitgebreid assortiment geneesmiddelen die ze zelf toebereidden met plantaardige en minerale grondstoffen uit de natuur. De chirurgijns werden wel degelijk ten zeerste geacht en geëerd, maar wat hun reputatie schaadde, was niet hun vermeende onkunde, maar hun jaarmarkten rondreizende concurrentie, met name de kwakzalvers die in de plaats van geneeskunst te beoefenen, deze laatste tot een grote show maakten door handig in te spelen op de nieuwsgierigheid van het publiek en zich allang uit de voeten hadden gemaakt vooraleer het bedrog uitkwam. Ook de godsdienst of liever de uitwassen ervan, deden ook hun duit in het zakje, het bijgeloof tierde welig, gevoed door onwetendheid en miserie. Zo moet men in Sint-Laureins in de 17e en 18e eeuw nogal veel belang gehecht hebben aan "belezen". Bisschop De Haudion hoorde tijdens zijn jaarlijks bezoek in 1648 reeds spreken over "de vijt aflezen" en in die tijd was ook meester Mayken, een vrouw uit Capryke, een gekend kwakzalver.

Maar ook gewone lieden zonder kwade bedoelingen deden hun best om het leed te verlichten, Jan De Lombaerde gehuwd met De Moen was in feite metser en slachter maar werd in de volksmond "De Pokkenzetter" genoemd omdat hij van een geneesheer het inenten tegen de pokken had geleerd en hierin zeer handig was. Zelfs vanuit Sint-Laureins reed men te paard verscheidene keren naar Drongen om daar medicamenten te halen voor Marie Baert die hierbij helaas geen baat vond want op 28 mei 1681 overleed ze. De "meesteresse" uit Drongen moet wegens één of andere specialiteit stellig grote vermaardheid hebben genoten!

Dat de chirurgijn een zeker aanzien genoot kan men afleiden uit het feit dat hij in vele dorpen tevens het schepenambt uitoefende of de functie van burgemeester waarnam. In het boek van Robert Bernaert "Uit de kronieken van Sint-Laureins" kan men op blz. 515 de opsomming vinden van enkele, wat hij gemeenzaam noemt, geneesheren uit de 18e en 19e eeuw. Dit zijn zowel dokters als chirurgijns door elkaar, want waar voorheen het overwicht bij de heelmeesters lag, begon in die tijd het belang van de dokters door te wegen, om tenslotte helemaal in die laatste hun voordeel om te slaan zodat de chirurgijns verdwenen. Trouwens, in het door Frankrijk bezette Vlaanderen rond 1800 moest iedereen die de geneeskunde uitoefende zich laten registreren en kreeg de titel van dokter ofwel "officier de santé" of gezondheidsfunctionaris. De Franse overheid besliste om zowel de academisch gevormde dokters als de door ervaring gevormde chirurgijns over dezelfde kam te scheren, wat bij de echte dokters niet in goede aarde viel!

Een mooi voorbeeld hiervan is de vermelde Petrus Roodermeel (1809) afkomstig van het uiterste noordoosten van Nederland geboren in 1754 en net als zijn vader en grootvader bedrijvig als operateur, oog-, kies- en tandmeester. Ze werkten onder meer als oculist en tandmeester op de kermis van Alkmaar, Amsterdam in 1795 en Rotterdam vooraleer Pieter in Sint-Laureins ten tonele verscheen! Hij was Luthers en hij had een zeer dubieus huwelijksleven! Petrus Roodermeel en Isabella De Bart die samenleefden in Sint-Laureins kregen 4 dochters waaronder eerstgeborene Maria Philippina °SL 01.05.1801 die huwde met Charel Lintel (1832) ook chirurgijn te Sint-Laureins en die geboren was te Sluis 24.07.1811 als zoon van Matthias Lintel °1757, een chirurgijn uit Amsterdam en Maria Philips °1784 uit Sint-Margriete samenwonende in Sluis. De voorouders van die Matthias waren afkomstig uit Amsterdam, Sluis, Sint-Kruis, Sint-Margriete en Brugge. Dit is tevens een mooi voorbeeld dat het vak vaak in dezelfde familie of kennissenkring werd doorgegeven!

Van een gans ander kaliber was meester-chirurgijn Jacob Ignatius Beghyn (1708) °Aalter 10.03.1683 en +Sint-Laureins 05.04.1738 zoon van Joannes Beghyn en Isabella Damours en gehuwd te Sint-Laureins op 03.11.1707 met Elisabeth Mortier °1685 en +SL 20.04.1748 dochter van Petrus Mortier. Ze hadden 10 kinderen. De familie Begheyn waarschijnlijk van adel had een wapenschild en woonde in Sint-Laureins op Moershoofde in het hof "Van Halen". De familie Begheyn schonk in 1760 de Calvarieberg aan de kerk.

Meester-chirurgijn Jozef Looghe °Ieper 1747 +SL 01.10.1809 was burgemeester van Sint-Laureins van 1799 tot 1807. Onder de Franse Republiek van 30 juli tot 30 aug 1796 was hij adjoint van de gemeente Sint-Laureins, Kanton Maldegem. Hij was de zoon van Jozef Urbaan en Marie-Jacqueline Vervinne en huwde in 1772 met Maria De Neve, vestigde zich in 1782 als heelmeester te Sint-Laureins en woonde toen op de oostzijde van het kerkhof, de latere woning van Leopold De Sauter waarna Peetje De Sutter en vervolgens Huis Strymes. Als collaborateur van de Franse Republiek, hij droeg trouwens een Franse "paardenstaart met lint" als coiffure, gaf hij het bevel de kerk van Sint-Laureins te sluiten.

Meester-chirurgijn Georges Taelman +30.06.1758 huwde op 23.04.1748 met Anna Théresia Marichal °Eeklo 06.01.1719 en vestigde zich als heelmeester te Sint-Laureins nadat hij in de leer was geweest bij zijn schoonvader Ignatius Marissal meester-chirurgijn te Eeklo 1707-1753. Hij was in 1750 eigenaar van het huis waar ook Jozef Looghe woonde vooraleer die ging wonen ten oosten van het kerkhof. Hij was de grootoom van notaris Taelman en verbleef ook nog in het huis waar in 1726 Jacob Beghijn en later ook nog chirurgijn Frans Muletheel (1775) woonden, en in 1827 dokter Geersens.

In 1802 was Ignatius F Bourgeois geneesheer te Sint-Laureins, die mogelijks de zoon was van Frans Bourgeois chirurgijn te Adegem.

Chirurgijn Ghuys Antoon Emmanuel woonde in de Brieversweg op de hoek aan de oostkant van de Kantijnestraat. Hij werd te Oostkerke geboren en verdronk in 1804 in een gracht bij een nachtvisite. Hij vestigde zich hier als geneesheer in 1771 en huwde 1) Thomaes Catharina en 2) Van de Voorde Anna.

Het werkingsgebied beperkte zich niet enkel tot de eigen stad of gemeente. Zo verzorgde in 1756 chirurgijn Benedictus De Waele van Sint-Laureins de stervende Elisabeth Dhaese wonende in de Moerstraat.

In de staat van goed van Marie Van Ghysegem dd. 08.01.1772 is bij het overlijden van de vrouw van meester-chirurgijn du Bois (1763-1782) te Eeklo chirurgijn Joannes Emmanuel de Bie in 1771 van Sint-Laureins vermeld.

Meester-chirurgijn Hubertus Van Waesberghe (1670-1707) van Eeklo, hielp zijn vader-geneesheer met het verzorgen van zieken, maar ook Sint-Laureins behoorde tot zijn uitgestrekt werkterrein waarheen hij zich begaf te paard.

Ingewikkelde ingrepen waren door het gebrek aan verdovingstechnieken nog niet mogelijk, maar zelfs toen werd soms doorverwezen als het om riskante behandelingen ging. Zo amputeert in 1535 Jan Blanckaert met behulp van enkele andere chirurgijns de twee benen van een 10-jarig Watervliets meisje in het St.Janshospitaal in Brugge. Men maakt twee houten stelten welke met riemen werden vastgemaakt. In de menigvuldige veldslagen had men wat amputaties betreft in die tijd wel het een en ander meegemaakt!


Geen opmerkingen:

Een reactie posten