Sint-Laureins : De Sint-Laurentiuskerk.

Dokter Desideer Geersens, de vierde burgemeester van Sint-Laureins van 1834 tot 1842 en een tweede maal voor korte tijd tot de verkiezingen in 1854, vestigde zich als nieuwe geneesheer in 1827 te Sint-Laureins, verbleef eerst op de hoek Leemweg-Brieversweg oost en kort daarna kocht hij de woning van de oude gilde "Het Schuttershof". Naast zijn werk als geneesheer en burgervader deed hij heel wat geschiedkundige opzoekingen over de gemeente Sint-Laureins en zo blijkt uit zijn aantekeningen en uit een schets van zijn hand dat de kerk ooit eens een scherpe "naaldentoren" zou gehad hebben ! Uit een drietal gedetailleerde  beschrijvingen van het inslaan van de bliksem op de toren en de aangerichte schade zou men dat mogelijks kunnen afleiden. Het betreft eerstens een passage uit een oud perkament genoteerd door pastoor De Swaef over een inslag op 27.05.1761, vervolgens een relaas door Dokter Geersens van een blikseminslag onder pastoor Glorie op 13.07.1765 en tenslotte nog een vermelding van een catastrofe in het jaar 1763, of er enige verwarring ontstaan is over de datum, of het drie afzonderlijke gebeurtenissen behelst kunnen we niet met zekerheid bevestigen. In elk geval klinkt de inhoud als volgt : ..."Rond vier uren en half sloeg de bliksem in de toren met zulk een geweld, het smal gedeelte van de toren van het zwaarste gedeelte af, dat de basis werd krom geslagen en wel met zulke kracht dat het getroffen gedeelte door het dak der middenbeuk tot in de kerk te zien vallen was ... (volgt hierna de beschrijving hoe men de rest met repen kon beveiligen).


Hoe het gebouw heel lang geleden er uitzag zullen we allicht nooit meer te weten komen ! Was het een heidense tempel wat men ooit eens beweerde of een primitieve kapel, wie zal het zeggen ?
De oudste gedeelten van de kerk en de torenvoet zouden, gelet op de gebruikte materialen en de gevolgde constructie, kunnen dateren van het begin van de 14e eeuw, doch het uitzicht van dan af tot halfweg de 16e eeuw is tot op heden onmogelijk te achterhalen, omdat we daarover tot nu zeer weinig terug gevonden hebben. De meeste fragmenten, zowel van de toren, het schip en de koren, dagtekenen ongetwijfeld uit de periode 1554-57 vaak nog met sporen van latere herstellingen. Gedurende die periode werd er in elk geval regelmatig aan de kerk gewerkt onder het bestuur van pastoor Van Zuydt. We mogen aannemen dat wegens de aangroei van de bevolking door het uitturven van de grond en het droogleggen van de nabije polders, de primitieve kerk veel te klein geworden was en men verplicht was een noord- en zuiderbeuk aan te bouwen.
Zo vind men in de kooromgang binnen de kerk aan de noordkant een arduinen bouwsteen die vermeld dat pastoor Van Zuydt in 1554 begon met het funderen van de drie koorkapellen.
Aan de buitenzijde van diezelfde muur, dus aan de noordkant van het gebouw staat het jaartal 1555, datum waarop de kerk waarschijnlijk een nieuw koor met kooromgang en drie absidiale kapellen kreeg.

In een eiken balk van het gebinte boven het hoogaltaar wordt het jaartal 1557 vermeld, wat mag worden beschouwd als het einde van de uitbreiding van de kerk door pastoor Van Zuydt.

Links boven het jaartal 1555 op bovenstaande foto, kun je op de stenen lijst onder de dakgoot aan de kant van de straat iets merkwaardigs ontdekken : een afbeelding van een slang of twee slangetjes ! Toeval of zo bedoeld ?


Mondelinge overlevering voedt ongetwijfeld onze fantasie : "Destijds bij de doortocht van de Fransen, wilden ze de kerk in brand steken en ze stak reeds vol met bussels hout toen de bevelhebber met voornaam Laurent (Laurentius) aankwam om het bevel te geven voor het aansteken van het vuur. Toen hij hoorde dat de gemeente Sint-Laureins heette en de kerk toegewijd was aan de H.Laurentius, verbood hij hen de kerk plat te branden en zo bleef ze gespaard. Hij gebood hen de takkenbossen er terug uit te halen, maar er zaten reeds enkele slangetjes in, erin gekropen uit de naburige bossen waarmee Sint-Laureins toen goed bedeeld was. Uit erkentelijkheid voor het behoud der kerk zit dus nog altijd een afbeelding van een slang ingemetseld in de muur onder de dakgoot, recht voor het hoogaltaar, maar wel aan de straatkant !"
En om het verhaal volledig te maken het volgende : Oudere mensen vertelden vroeger over een kasteel dat gelegen was ongeveer waar het kerkhof ligt. De kasteelheer en zijn gevolg zouden een private toegang tot de kerk hebben gehad ? Welnu in een oud landboek staat op die plaats een perceel aangeduid dat omwald was en genoemd "Pronkenburg" En bij nader toezien vind men in het oudste gedeelte van de kerk, de zuidelijke muur duidelijk de contouren van een toegangsdeur, een dichtgemetseld poortje met boog ! Wie ging daar eeuwen geleden doorheen ?? Of waren dit misschien de restanten van het verdwenen "Pronkenburg" , of "Frankenburg" waarvan sprake bij De Potter en Broeckaert, waarop later een kerk werd gebouwd ???


Geen opmerkingen:

Een reactie posten