Opeisingen
van burgers voor dwangarbeid tijdens WO I
Toen bleek dat de Duitsers zich schromelijk hadden
misrekend en hun voorziene “wandeling” doorheen België uitmondde in een
onvervalste oorlogvoering waarbij hun vlotte opmars bruusk voor lange tijd gestopt
werd aan de IJzer, stelden ze alles in het werk om zoveel mogelijk te
profiteren van het bezette gebied. Vandaar de opeisingen van woningen, voedsel,
materiaal en werkkrachten. Daar hun eigen manschappen nodig waren voor het
front en de controle van het bezet gebied waren arbeidskrachten van de
veroverde volkeren nodig om de Duitse oorlogsmachine draaiende te houden ! Het
oppakken en verplicht tewerkstellen van burgers gebeurde reeds bij het
uitbreken van de oorlog. Burgers werden tewerkgesteld bij de aanleg van
loopgraven en verdedigingswerken, bij het laden en lossen van materiaal en
munitie o.a. in de stations. Ze moesten helpen bij het opbouwen van barakken en
loodsen in kampen en bij het plaatsen van de beruchte “doodendraad” in 1915
nadat men o.a. had vastgesteld dat de afgrendeling der grens voordien helemaal
niet waterdicht was waardoor men in het bezet gebied mankracht verloor die men
niet meer kon opeisen om te werken !
Vóór 1916 stond het Duitse bestuur toe dat men
werkverschaffingsprojecten opzette om de vele werklozen ontstaan door de
oorlogsomstandigheden, uit de nood te helpen. Dit verliep niet altijd
vlekkeloos, de gemeenten moesten lijsten opmaken van werklozen en men voerde
een aanmeldingsplicht in. Begin oktober 1915 moesten burgemeesters een aantal
door de bezetter gevraagde stielmannen aanduiden die dan werden opgeëist, die
moesten dan een verklaring ondertekenen dat ze vrijwillig voor de bezetter
gingen werken, sommigen weigerden. Burgemeesters die weigerden werden gevangen
gezet of kregen een boete, burgers die niet ingingen op de Duitse eis deden dit
ook niet straffeloos. Er stond een gevangenisstraf op tot 3 jaar en een
geldboete tot 10.000 mark, bovendien konden tuchthuisstraffen worden opgelegd
en werd het verklikken van weigeraars aangemoedigd. In 1916 kwam daar verandering in. In het keizerlijke Duitsland nam het
leger de volledige macht over. Men koos in bezet België als prioriteit voor de
extreme uitbuiting. Enerzijds werden burgers gedwongen meegenomen vanuit hun
woonplaats en op vijandig grondgebied ver van huis tewerkgesteld bij boeren of
in fabrieken, anderzijds werden ze gedwongen mee te werken bij ondernemingen
gericht tegen hun land. Vanaf de herfst van 1916 werden zo’n 120.000 burgers
als dwangarbeiders gedeporteerd naar Duitsland om er hard labeur te gaan
verrichten, anderen werden ingezet op het westelijk front. Dit verschilde
naargelang men woonde in het Grenzgebiet, het Operationsgebiet, het Etappengebiet
of in de rest van België. Soms werden opgeëiste dwangarbeiders met geweld uit
hun huis gehaald, de wrede behandeling zette zich voort tijdens het transport
en in de kampen. De Zivilarbeiter krijgt te maken met zeer zware
werkomstandigheden, velen onder hen keren ziek of helemaal niet terug en een
nog groter aantal was voor het leven getekend ! De terreur van WO I beperkte
zich niet tot de Westhoek, in dwangarbeiderskampen vielen ook vele doden zoals
aan het front !
Geen opmerkingen:
Een reactie posten