Na de Belgische omwenteling in 1830 tegen koning Willem I der Nederlanden die tot de onafhankelijkheid van België leidde duurde het nog tot april 1839 eer de Nederlandse koning Willem I de afscheiding van België aanvaardde en men een begin kon maken met het bepalen van de "grens" tussen beide nieuwe landen. In 1843 werd die grens afgebakend en werd begonnen met het plaatsen van de gekende genummerde gietijzeren grenspalen beginnend met grenspaal 1 in Vaals en eindigend met grenspaal 365 nabij Retranchement in Zeeuws-Vlaanderen, alle met het jaartal 1843 erop en de zwart-geschilderde wapenschilden van België en Nederland in reliëf. Na de indijking van het Zwingebied werden in 1869 de grenspalen 366 tot 369 met daarop het jaartal 1869 geplaatst.
Langs die 458 km. lange Rijksgrens lagen heel wat grensdorpen waarvan sommige zelfs doormidden gesneden werden. Sente was zo'n grensdorpje dat volledig werd afgesneden van Nederland, met verscheidene wegen en landbouwpaden die werden afgesloten door die denkbeeldige grenslijn. Landbouwers die aan beide zijden van die grens eigendommen hadden kregen uitzonderlijk speciale toelating om met een gespan op een bepaalde plaats de grens te overschrijden om hun beroep uit te oefenen, ook via wegen die niet permanent bewaakt werden! Voor de anderen bleven slechts twee grensovergangen met tolkantoor uitgerust met een slagboom, open voor het gemotoriseerd vervoer, Maldegem en Watervliet waar men zijn legale ingevoerde of uitgevoerde goederen kon aangeven voor het betalen van eventuele invoerrechten.
Sint-Laureins kon van dan af gerust aan zijn schoonheidsslaapje beginnen en ongestoord van zijn rust genieten, zonder doorgaand verkeer aan de Noordkant hermetisch afgesloten door de Belgisch-Nederlandse grens, en wie per se naar Holland wou komend vanuit het binnenland kon voortaan Sente vermijden door ofwel linksom via Maldegem of rechtsom via Watervliet te rijden!
Maar het was wel onlogisch wanneer we een paar honderd meter over de grens moesten zijn, we een paar kilometer om moesten rijden. Zelfs als voetganger waren er restricties, zo kregen we op Waterland-Oudeman kermis op Goedleven 30 gulden boete omdat we ons in de voor de Belgen verboden grenszone bevonden, nadat we op familiebezoek de grens waren over gewandeld! We hebben ze nooit betaald, wat dachten die Hollanders wel! De consequentie voor ons was wel dat we enkele jaren officieel niet naar Nederland konden daar onze identiteit als geseind persoon in de bijbel bij de tolkantoren geboekstaafd stond en ze bij hernieuwde overschrijding der Rijksgrenzen mochten overgaan tot onmiddellijke inning!
Later werd aan dit nutteloze omrijden een mouw aangepast, men kon als doorsnee Belg een aanvraag indienen bij Douane en Accijnzen om langs een welbepaalde grensovergang vermeld op het attest Holland binnen te rijden met de wagen.
Ook werd door sommige burgemeesters flink gelobbyd om op hun grondgebied een doorgang te verkrijgen. Zo ook door burgervader Prudent Van Hyfte van Sint-Margriete die het gedaan kreeg door zijn volgehouden inzet en zijn relaties, op het Plakkeberd een geïmproviseerd tolkantoortje te krijgen dat deeltijds bemand werd op de marktdag in Oostburg!
Sinds de Eerste Wereldoorlog zijn de grenzen in heel Europa steeds geslotener geworden, familiebanden werden verbroken, economische gebieden gescheiden en culturele contacten verhinderd. Zo hebben den Bels en den Hollander jaren lang geleefd en uiteraard ook gesmokkeld. Langs de Rijksgrens van Nederland en België bestaat de smokkelarij al sinds 1814. Zo lang de verschillende landen hun prijzen van allerlei artikelen naar believen konden bepalen of ze konden beïnvloeden door toekenning van subsidies of door allerlei manipulaties werd er naargelang de periode en de prijs, lustig over de grens met allerlei goederen gepingpongd! Nu eens waren dit gouden muntstukken, dan weer zout of sigaretten, sterke drank of koffie en bij ons het beste gekend boter of koebeesten en kalveren! Vooral in de periode van 1950 tot pakweg 1965 beheerste de botersmokkel vrijwel dagelijks het nieuws!
In "Over de schreve" de botersmokkel in Zeeuws-Vlaanderen van Frans Meijaard verteld Joop Hartog : "Je wist als commies dat veel bewoners van de grensdorpen zich bezighielden met smokkelen. Het was voor tallozen een manier om iets bij te verdienen. Het risico om te worden gepakt, namen ze op de koop toe. De smokkelaars waren vriendelijk en niet gewelddadig. Daarom koester ik voor veel van die mannen nog steeds bewondering. Bijvoorbeeld voor de Belgische smokkelaar Leon Verhaeghe. Als die weer eens vrijkwam , dan nodigde hij steevast de commiezen uit om een pint te gaan drinken. De dag daarop kon het zijn dat je weer achter hem aanzat!"
Bij de rostjes in de Eerstestraat, voor de rest een "geheim cafeetje" werd open en bloot in de gelagzaal op een ronddraaiende mengmachine de gesmokkelde Hollandse boter met andere gemengd tot ze een eenvormige kleur had en daarna in nieuwe wikkels verpakt om verkocht te worden als Belgische boerenboter. De prijs in België was het dubbele van de Nederlandse prijs!
Maar het kon nog straffer!
Wie, in godsnaam, kon er iets op tegen hebben dat men op een sluwe manier een beetje kon mee delen in de Staatsfinanciën, de Staat zit genoeg in de zakken van zijn werkende onderdanen. Dus werd het een algemene gewoonte om zich te bevoorraden aan de overkant bij de buren zoals men dat voorheen gewend was. Dat kreeg nu bovendien een groot spelgehalte! Maar al snel merkte men dat, door het economische beleid van vadertje Staat, er grof geld te verdienen zou zijn als men niet enkel voor eigen gebruik en tevens met grotere partijen smokkelwaar de barricades zou trotseren! Dragers werden ingehuurd om de voorraden lichaamsvreemde spullen over te smokkelen en begeleiders om de koebeesten in de juiste stal te krijgen! Men werd driester en driester en uiteindelijk werden alle ethische beschouwingen over boord gegooid. Zo brachten enkele jongeren, om wat speelgeld te verdienen, 's nachts de Hollandse boter naar de Oosthoek, ongeveer 40 kilo de man, om ze dan verder af te leveren op de afgesproken plaats, de melkerij in Sint-Laureins, waar ze in de donkere krochten van de kelders, de goeie boter mengden met margarine, en voorzien van nieuwe wikkels, die daarna verkochten als roomboter!
De tijden veranderden en de partijen boter werden steeds maar groter evenredig met de geldgewin honger van de opdrachtgevers bij de smokkelarij. De smokkel kwam in handen van georganiseerde bendes die overstapten op het gebruik van grote Amerikaanse luxeauto's die ze tweedehands voor een prikje kopen konden. De douane volgde de trend en stapte over op Vliegende Brigades. Aan beide zijden werd de grens van het toelaatbare opgezocht met gebruikmaking van allerlei hulpmiddelen en wapens! Het moest ooit eens faliekant mislopen en dan was het zover!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten