Op internaat in de vijftiger jaren van vorige eeuw : In de kostschool bij de Broeders van O.L.Vrouw van Lourdes te Oostakker!

Het lag in de lijn der verwachting, en blijkbaar voor mij ook in die van de familietraditie ofschoon minder evident, dat er na de lagere school op ons dorp slechts één uitweg leek te bestaan : de normaalschool bij de broeders in Oostakker voor de opleiding tot onderwijzer. Na het 7e leerjaar was het dan zover, maar dit was zonder de waard gerekend, want om aan de studie van "meester" te mogen beginnen was de enige voorwaarde waaraan we moesten voldoen 14 jaar geworden zijn. Samen met nog een paar anderen welke  maar 13 waren, moesten wij dus ofwel een jaartje geduld hebben ofwel nog een jaartje uitzitten in een andere discipline, vooraleer te mogen starten voor onderwijzer. Om dicht bij de bron te blijven, de respectievelijke gebouwen lagen in dezelfde straat tegenover elkaar, gingen één der andere jongens Etienne, en ik, dan maar voor een tussenjaartje middelbaar onderwijs naar de kostschool van de broeders in de Sint-Jozefstraat in Oostakker.

En zo bestond het dat ik, als intern, voor het schooljaar 1951-1952 terecht kwam in het eerste jaar middelbaar onderwijs en daar men toen omgekeerd telde was dit de 6e B Moderne Humaniora in de kostschool van de broeders in Oostakker! Dat betekende voor de eerste maal van thuis weg, op internaat in een totaal vreemde omgeving. Veel bekenden kwamen we daar niet tegen! Noël Verheecke eveneens van Sint-Laureins studeerde daar aan de overkant der straat in de normaalschool reeds voor onderwijzer en in de kostschool ontmoetten wij ook nog Ignace De Sutter een oudere broer van Tony, en dat was het dan ook! 

De grote zwarte houten koffer gevuld met onze obligate persoonlijke bezittingen, alles getekend met het mij toegekend nummer 23, was reeds onze reputatie voorafgegaan, meegegeven met de plaatselijke voerman naar Gent met zijn wekelijkse vrijdagrit op het einde van het groot verlof. Op de folder bij inschrijving werd duidelijk als onmisbaar gepropageerd, het kruisje en wijwatervaatje voor in de chambrette, de lampetkan met dito kom, slaap- bed- en toiletgerief en niet te vergeten de noodzakelijke pispot voor noodgevallen!

   

Veel plaats in de slaap-box was er niet, enkel de beddenbak met aan het ene uiteinde een laag kastje met daarop de lampetkom, aan het andere een manshoge kast voor ons persoonlijk gerief, dat alles aan het nieuwsgierige oog onttrokken door een gordijn die in gesloten toestand nog slechts een afgemeten plaatsje toeliet om net tussen het bed en deze privacy-hulp te kunnen staan. Normaal volstond dit ruimschoots daar deze plek van intimiteit enkel voor 's nachts voorbestemd was. Het was bij uitstek vooral de eerste dagen na een verlof de uitverkoren plaats voor een zee van heimwee en een oceaan van stil verdriet. Een enkele uit de kluiten gewassen jongeling had wel eens problemen met zijn lengte zodat hij worstelde met wat hij comfortabel ervoer en met wat hij ondervond toen hij zich probeerde neer te vlijen op de matras, die we trouwens ook van thuis dienden mee te brengen. En over het verlof gesproken, dit is in de volgende jaren steeds meer versoepeld temeer daar het internaat later in vele scholen helemaal afgebouwd werd. Wij gingen "binnen" in september en dit tot eind december voor het kerstverlof, daarna tot Pasen, om in juni te eindigen met het derde contact met het thuisfront! Je kunt je dan ook wel voorstellen welk figuur wij sloegen toen wij met ons tweeën van Sint-Laureins als groentjes de euvele moed hadden een onderhoud bij broeder directeur te vragen om de toelating te bekomen het week-end eind september naar huis te mogen omdat het op ons dorp toen kermis was! Nog voor we helemaal waren uitgesproken, stonden we terug in de gang!

We begonnen dus zo goed en zo kwaad aan ons eerste jaartje in de middelbare afdeling met enkel de bedoeling volgend jaar over te stappen naar de Sint-Jan-Berchmans jongensnormaalschool aan de overkant der St.Jozefstraat. In het 6e B was de heer Hemelsoet klastitularis en tevens leraar wiskunde. Er waren naast enkele broeders ook nog een paar lekenleraars zo voor nederlands en frans, wier namen ik vergeten ben. Onze klas bevond zich naast het voetbalveld dat hoog omheind met draad nogal zanderig was en op allerhande vrije momenten dankbaar gebruikt werd om racepistes te bouwen voor het demonstreren van onze talenten wat betreft knikkerwedstrijden. Midden in de klas stond toen nog de klassieke hoge kolenkachel en aan de overkant der gang tegenover onze klasdeur was de deur van de turnzaal. En daar ik zoiets in onze dorpsschool niet gewoon was bleef het beeld bij het openen der deur mij jarenlang achtervolgen. Zoveel marteltuigen bij elkaar had ik zelfs in het Gravensteen niet gezien! Daar wij aan het uiteinde van de gang zaten was er enkel nog een trap naar boven en dan de buitendeur naar het speelterrein en richting vakschool. Daarnaast hadden wij in de St.Jozefstraat ook nog het generalaat van de orde en verder wat gebouwen waar we enkel bij de grote christelijke feesten naartoe gingen voor één of andere viering en dan in de gangen, mooi op een rijtje langsheen de muren, de broeders in wording uit het noviciaat, zagen voortschrijden in stilte. Eenmaal werden we ook verwacht aan de overkant waar de onderwijzers in spe een show hadden bijeen gebokst. Voor de internen was er wel heel wat verstrooiing en ontspanning voorzien. Naast de speelplaats en speelzaal voor bij slecht weder konden we vrij door een poortje naar het speelterrein naast de school. Vooral tijdens de winteravonden konden de liefhebbers naar de kleine refter voor figuurzagen. Er werd op vrije namiddagen gewandeld in de velden rond Oostakker, gingen wel eens spelen in de hovingen van een leegstaand kasteel en gingen we ook in groep te voet naar de film van Disney "Sneeuwwitje" in een bioscoop langs de grote baan. Bij zondags bezoek konden we wel even mee buiten om een lekkere wafel in het hotel naast de grot.

Van de dagelijkse missen in de kapel herinner ik mij nog levendig het optreden van de Flor, de broeder die op een verhoog vooraan in de middengang  stond om de samenzang  te dirigeren. Hij had steeds een stapel zangboeken "Sursum Corda" bij zich liggen voor het geval hier of daar, een individu hem irriteerde! Frequent gebeurde het dat een goed gemikt exemplaar langs onze oren voorbij zoefde en een slapend of praatziek, hem op de heupen werkend, slachtoffer in zijn bezigheden gestoord werd! Maar dit was niet het einde van het verhaal, na de plechtigheid werden de uitverkorenen bij hem verwacht om de projectielen netjes terug te bezorgen bij het terugkeren van de kapel voor het eetmaal, wel in de speelzaal tegenover de refter, en niet zelden kwamen ze terug van het onderhoud met een bloedneus! Men had een grote refter van broeder Stany, waar ik mijn vaste stek had recht tegenover het doorgeefluik naar de keuken, waar wij 's avonds eventueel een eitje konden afgeven met een berichtje, gekookt of gebakken, tegen 's anderendaags 's morgens, en bij een kastje van één der vele langsheen de wanden rondom de eetzaal. Kastje dat werd gebruikt voor het bewaren van onze niet bederfbare toespijs voor bij de boterhammen, potje Materne confituur, doosje smeerkaas La vache qui rit, blikje sardientjes, enz. De kleine refter van broeder Alberto lag daarnaast en werd bij winteravonden dus ook gebruikt door de liefhebbers figuurzagen en door de boekfanaten.

De alom gekende Broeder Stany vierde het gouden jubelfeest van zijn professie (1904-1954) na een leven vol dienstbaarheid en bescheidenheid.


Er was ook een grote en een kleine slaapzaal van broeder Werner die ook verantwoordelijk was voor het voorbereidend jaar van de Humaniora. Ik had mijn bedstee in de grote "dortoir" En er was een ziekenzaal waar in mijn tijd Broeder Misaël de plak zwaaide. Die was goed ingericht en mee met de tijd, Zo is broeder Misaël in Nederland een cursus gaan volgen voor het zetten van spuiten met penicilline dat toen volop in opmars was. Wie ik daar ook nog gezien heb was broeder Arnold, Gerard Vereecke van Sleidinge, de broer van priester René Vereecke, die ik later tegenkwam in het college ven Eeklo.

Ook Broeder Misaël vierde op 8 december 1953 het zilveren jubelfeest van zijn professie (1928-1953).



 Sommige broeders waren ver hun tijd vooruit, zo was er in het 5e Moderne een leraar Engels die het aanschouwelijk onderwijs wel letterlijk toepaste. Voor een les over "the fire" deed hij de banken opzij schuiven, kwam binnen met een stapel oude kranten onder de arm, verfrommelde die en stak die in de fik in het midden van het leslokaal. Bij een andere liep het minder goed af!  Op het einde van het schooljaar ging die de klas uit voor een les scheikunde in open lucht, hij bracht een lading zelf gemaakte springstof die hij in een doosje van schoensmeer had gestopt, tot ontploffing. Resultaat : van de leerlingen die hij in een ruime kring rond het experiment had laten plaatsnemen, moesten er een paar naar de kliniek!

Niet alleen het einde van het schooljaar maar het einde van elk trimester was altijd leuk, niet enkel omdat het thuisfront in zicht was, maar de lesactiviteit werd stilaan afgebouwd en er ontstond een klein handeltje in het uitlenen van de "Suske en Wiske's" in ieders bezit tegen een kleine vergoeding van 1 frank. Het jaareinde werd draaglijker gemaakt door de plaatselijke dagbladventer die ons elke avond op de speelplaats de kans gaf om het speciale ronde-krantje van "Ons Volkske" met het dagelijks verslag van de rit in de Ronde van Frankrijk met de lotgevallen van Thomas Pips, aan te schaffen!

Mijn passage in Oostakker heeft helaas niet lang geduurd, tijdens het daaropvolgend groot verlof viel ik naast de 30 uitverkorenen van een honderdtal kandidaten uit de boot bij de Normaalschool, hadden de broeders het op de thuisbasis blijkbaar helemaal verkorven zodat ik de Humaniora in andere oorden zou verderzetten, waarna ik via het regentaat in Sint-Niklaas dan uiteindelijk toch in het onderwijs terecht kwam.

Als intern hadden wij, buiten het obligate verlof, omzeggens geen contact met de buitenwereld, wisten we niet wat er allemaal gaande was, ook al was er nu en dan toch wel iets dat de moeite was. We kwamen uit een periode van de Koningskwestie, op 17 juli 1951 legde Boudewijn I de grondwettelijke eed af, en in September 1951 kwamen de verdedigers van de officiële scholen een eerste maal op straat tegen de subsidieregeling van onderwijsminister Harmel wat zou leiden tot de beruchte schoolstrijd met o.a. de wet Collard.




Geen opmerkingen:

Een reactie posten