Sint-Laureins : Rouw en afscheid - confrontatie met de dood

Begin november worden onze kerkhoven herschapen in een bloementapijt van eertijds louter witte chrysanten naderhand in allerlei kleurschakeringen, en velen bezoeken in die dagen ook het graf van een geliefde.

Samen met Allerheiligen op 1 november, vormt Allerzielen daags erna op 2 november in veel katholieke kerken de jaarlijkse dodenherdenking.                                                                                        Op Allerheiligen worden alle overledenen geëerd die voor eeuwig bij God leven. Al sinds de 4e of 5e eeuw werd Allerheiligen, waarbij alle martelaren van de kerk werden herdacht, nochtans jaarlijks in mei gevierd, maar Paus Gregorius IV legde in 837 de datum vast op 1 november als katholieke gedenkdag speciaal voor alle heiligen!                                                                                                                            Op Allerzielen bidt de katholieke gemeenschap voor al wie overleden is. De oorsprong ligt bij abt Odilo van Cluny die in 998 een gedenkdag instelde voor alle gestorven kloosterbroeders en in de 11e eeuw breidde Paus Johannes XIX die dag uit als de feestdag voor alle gelovige zielen! Om toegang te krijgen tot de hemel moet men vrij zijn van zonde, dus om alle overledenen de kans te geven tot het hemels geluk is het wellicht wel aangewezen dat de nabestaanden een handje kunnen helpen met een deugddoend gebed, zodus. Een grote rol bij het invoeren van Allerzielen speelden de epidemieën en natuurrampen, waarbij heel wat slachtoffers in een massagraf terecht kwamen zonder de mogelijkheid hun geweten te zuiveren. Ook had de katholieke kerk in de 13e eeuw het dubieuze begrip "vagevuur" in het leven geroepen, een tijdelijk verblijf voor de gekwelde zielen vooraleer het rijk der hemelen te betreden, een tussentoestand waaruit men moest zien te ontsnappen, wat ook wel kon met de beruchte "aflaten" maar, alle beetjes helpen. Maar toen er een handeltje in aflaten ontstond en men die begon te verkopen was het hek van de dam en verliet men die piste!





In Sint-Laureins lag, zoals op vele parochies, het kerkhof rondom de kerk en daar wij al levenslang daarnaast woonden genoten wij dus jaarlijks van de prachtige bloemenzee en zagen wij het défilé van de talrijke bezoekers die getrouw de mooie gewoonte in stand hielden, ook al was dit voor de meesten de enigste keer in het jaar! Maar ook deze traditie dreigt geruisloos te verdwijnen, de "laatste rustplaats" moest zonodig gesaneerd worden, maar ook het klantenbestand neemt zienderogen af!
De confrontatie met de dood wordt trouwens al jaren zo veel als mogelijk ontweken. Na de Eerste Wereldoorlog veranderde de houding van de mens tegenover de dood. In de 20e eeuw werd het een taboeonderwerp, de dood werd uit het leven gebannen. Na de Tweede Wereldoorlog won bij de begraafplaatsen de plaats-economie aan belang. 
Onze generatie heeft het nochtans nog allemaal anders meegemaakt.
Telkens iemand stierf luidde de typische doodsklok en dat elke dag zolang de dode over aarde lag. In de kerk werd het overlijden ook afgeroepen en daar zowat iedereen zijn zondagsplicht getrouw vervulde wist iedereen hoe het zat op de parochie! Vóór het algemeen verbreid zijn van de klinieken en nog lang daarna stierven in normale omstandigheden de meesten thuis en werden daar ook opgebaard in de slaapkamer of in de "beste plaats" en zag men "in den binnen" aan de voordeur het processiekruis staan, op "den buiten" aan het ingangshekken onder een baksteen een kruis gevormd met stro. Bij meer gegoeden werd een zwarte rouwkapel rond de voordeur aangebracht. Wij zijn met een kameraad, als tieners, nog regelmatig bij verscheidene afgestorvenen een gebed gaan doen en het lijk gaan groeten en besprenkelen met het obligate palmtakje gedrenkt in wijwater, met de hulp van een vrouw die hiervoor haar diensten aanbood. Ze gaf de aanzet tot het gebed wat voor sommige vergeetachtigen meeviel en zorgde voor het temperen van de droefheid door enkele lovende beschouwingen over de overledene. Regelmatig zagen wij dan ook een trage rouwstoet al dan niet voorafgegaan door de rouwkoets getrokken door een paar paarden, later werd dit een begrafenisauto, door de straten trekken.
Bepaalde beroepen hadden ook hun eigen rituelen om kond te doen aan de gemeenschap dat "Magere Hein" was langs geweest. Zo kon men bij de molenaars zien aan de stand der molenwieken bij de werkeloze molen dat de baas er het bijltje had bij neergelegd! En bij de imkers moest men, zo luidde de overlevering, bij de bijenkassen rondgaan en een paar maal kloppen om de diertjes te verwittigen dat hun meester het tijdelijke met het eeuwige had verwisseld, zo niet zou het volkje dezelfde weg als hun baas opgaan!

Bij een sterfgeval spreekt het vanzelf dat allereerst de familie en de buren mondeling op de hoogte worden gebracht. Heel lang geleden was dit meestal een buur die deze taak op zich nam. Voor de armen zou dit lang zo blijven. De rijken konden meer ruchtbaarheid geven door ofwel te laten omroepen of door de mededeling te laten drukken op aanplakbrieven die men aan de kerk kon aanbrengen of op doodskaarten die door dragers werden afgegeven. Pas later werd overgestapt op de gekende doodsbrieven. Ook die dreigen nu achterwege gelaten te worden, mede door het verdampende sociale klimaat, maar wat tevens ook een serieuze kostenbesparing oplevert. Meteen een domper op het enthousiasme van de genealogen die hierdoor de familiesamenstelling die daarop voorkwam, zullen missen! Het ziet er naar uit dat in de toekomst nog amper de pers en de nieuwe media voor de rouwberichten zullen gebruikt worden.

De nog rijkeren en vooral de adel konden een overlijden kenbaar maken door een rouwbord (obiit bord) met hun familiewapen op. Een rouwbord bevat dus meestal het wapenschild van een prominente overledene en vermeldt meestal een leus en de geboorte- en overlijdensdatum. Vooral in oude kerken en in kathedralen met een rijke geschiedenis, vindt men nog deze zwartgeverfde ruitvormige borden terug. De borden bevatten weinig tekst, weinigen konden lezen, maar het wapenschild van hogere families was daarentegen zeer goed gekend!


Bovenstaand rouwbord of obiitbord van Mgr Matthias LAMBRECHT derde bisschop van Brugge geboren in Sint-Laureins bevindt zich in de kerk van Sint-Laureins boven de ingang der sacristie.    Deze middeleeuwse en latere houten obiitborden, opgehangen binnen de kerk waarvan de overledenen dan ook meestal in die kerk begraven werden waren een manier om kenbaar te maken wie overleden was. En terzelfdertijd een onschuldige maar betekenisvolle hint om te laten zien wie voldoende bemiddeld was geweest om een plaatsje te krijgen dicht bij het altaar! 
De borden werden soms tijdelijk opgehangen aan de gevel van het sterfhuis, meegedragen in de rouwstoet en dan opgehangen aan de muren van de kerk of in zijkapellen die meestal toebehoorden aan een rijke familie of gilde. Tevens kan in zo een kapel ook het glasraam herinneren aan de giften van de gilde of van de familie.
De Franse Revolutie zag de rouwborden met hun adellijke pretenties als een symbool van de oude standenmaatschappij. Men verbood in 1798 alle afbeeldingen met wapenschilden en de borden die in strijd waren met hun leus: Liberté, Egalité, Fraternité. Vele duizenden prachtig geschilderde borden werden op last van de overheid tot brandhout gehakt.
Toen graaf Philippe de Lannoy uit Anvaing op 10 Jan 2019 overleed werd in de rouwstoet, zoals eertijds de gewoonte was, het wapenbord meegedragen. Het huis de Lannoy behoort namelijk tot de Belgische adel in de 19e eeuw, in wiens familiekasteel trouwens de overgave van België, hiertoe gedwongen door de Führer, ondertekend werd door Generaal-majoor Derousseaux t.o.v. het Duitse legercommando.


Vroeger kon men langs Vlaamse wegen ook wel eens een paster tegenkomen met een misdienaar en kruisbeeld die te voet op weg waren naar een doodziek persoon om hem het H. Oliesel toe te dienen. Vóór het 2e Vaticaans Concilie noemde men dit het laatste sacrament, "de berechting" of ook nog "de bediening" nu de ziekenzalving. Na een tijdje mocht ik het processiekruis inwisselen voor een brandende lantaarn en een bel wat heel wat comfortabeler was. Wij gingen soms tot aan de uiterste grenzen van de parochie zoals Celie, eind Kruiskensstraat, enz. maar wat ik minder kon appreciëren was, dat na gedane plicht de onderpastoor, in mijn tijd onderpastoor Prosper Debbaut, de benen onder tafel schoof voor het rozijnenbrood met hesp, worst of kaas, terwijl hij vaderlijk zei: "Manneke gaat gij maar snel terug zodat ge op tijd op school zijt!" Hij werd na het druppeltje als toemaat, met de wagen teruggebracht! Ook in de loop van het "kerkelijk jaar" brachten wij zo op aanvraag de communie tot bij de zieken op de hoogdagen! Dit gebeurde meestal 's morgens nadat de priester zijn dagelijkse mis had opgedragen.
  
                                         

Aan de vooravond van een begraving was er meestal een avondwake in de kerk waarbij een paar paternosters werden afgewerkt met een vaste voorbidder. Soms werd ook reeds medegedeeld waar, door welke geestelijken en wanneer de zevendaagse, dertig daagse of jaarlijkse missen zouden worden opgedragen tot lafenis der afgestorvene!
Bij de begrafenissen werd tijdens de offerande aan de aanwezigen ook een gedachtenisprentje uitgereikt. Met een aangepast formaat zodat het mooi in een kerkboek gaat en zodoende regelmatig uitnodigt tot een gebed voor de aflijvige.
Gelijk bij de boeken werden eertijds de doodsantjes met de hand geschreven op perkament. De eerste geschreven gedachtenissen aan overledenen komen sporadisch voor rond het jaar 1700 en de eerste gedrukte rond 1800. Waarschijnlijk kwamen de doodsprentjes over Antwerpen uit Holland naar Vlaanderen. Op die oude bidprentjes komen op de beeldzijde heiligen en lugubere afbeeldingen voor, doodskoppen, geraamtes, knoken en triestige taferelen, nog bijna geen schriftuurteksten aan de achterzijde. Het zijn eenvoudige gedachtenissen aan de overledene met een aansporing tot gebed en soms een vermaning om aan zijn eigen ziel en zaligheid te denken. Maar met de jaren worden de bidprentjes volgepropt met teksten uit de H. Schrift en wordt het prentje gevuld met nietszeggende algemeenheden over het leven van de afgestorvene die geen indruk meer maken. Het andere uiterste, de overdrijving, de leugen is in delicate gevallen nooit veraf. De meeste mensen worden dadelijk na hun dood ongetwijfeld beter, mooier en in de juiste proportie gezien, de kleine en scherpe hoeken en kanten vallen weg. De vanuit het heidendom overgeleverde spreuk: "over de doden niets dan goed" is hier ten volle op haar plaats, de achtergeblevenen zijn doorgaans gevoeliger voor de eer dan voor de waarheid! Volgend guitig spotgedichtje van de geestige pater B. van Meurs bevat heel wat waarheid!
                                               As et buukske van oew leven
                                               heelegaor is volgeschreven
                                               komt nao 't ventje nog 'n endje
                                               da gedrukt steet op 'n prentje

                                               O, dan worde mooi geprezen!
                                               Jao, deur teksten wordt bewezen
                                               da ge 'n heilige waort veurdezen!
                                               Spietig da ge 't nie kunt lezen!

                                               Maor oew vrienden, die 't nog kunnen
                                               ou die lof ook nou nie gunnen,
                                               denken kniezend, schoon ze zwiegen:
                                               "Ook deur teksten kan men liegen!"

Maar ook bij de doodsprentjes is er vernieuwing gaande! De laatste tijd worden afbeeldingen gebruikt en teksten die direct op het leven en sterven van de overledene betrekking hebben!
                                                                                                                                  
                                               






Geen opmerkingen:

Een reactie posten