Sint-Laureins : Het Sentse pompierskorps anno 1900.

In de vroegste tijden, toen in onze contreien hoofdzakelijk lemen hutten stonden midden het bosrijk gebied, maar ook later bij de kleine huisjes van de landwerkers of de boerderijtjes opgetrokken met veel hout en andere brandbare materialen en hoofdzakelijk gedekt met stro, waren branden niet zeldzaam.
Ook werd met vaste regelmaat alles platgebrand door vijandelijke legers die onze streek doorkruisten. In onze Vaderlandse Geschiedenis ontmoeten we om de haverklap namen als Spanjaarden, Habsburgers, Pruisen, Nederlanders, Fransen, Oostenrijkers, Duitsers, of  Beeldenstormers, Geuzen, Protestanten, enz. in willekeurige volgorde, die dank zij onze ideale ligging, over ons landje om beurten heen en weer walsten, hier onderwijl alles verwoestend wat hun in de weg stond ! Denk hierbij aan de Goochelaarstraat  die gedurende de godsdienstoorlogen eind 1600 door de gereformeerden geheel werd platgebrand.
Maar ook toen het hier wat rustiger werd wat betreft het strijdgewoel, bleef de rode haan geregeld kraaien ! De verlichting met kaars of petroleumlamp en de verwarming bij middel van de open haard, het verbranden van alles en nog wat in de open lucht of het spelen van kinderen met de verleidelijke sulferstokjes en zelfs kwaadaardig opzet, waren daar wellicht niet vreemd aan.
Er kwamen ook meer mensen dichter bij elkaar wonen, zodat de omvang van een brand ook groter werd.
Na herhaalde grote branden in de provincie kwam er in 1823 een rondschrijven van de gouverneur naar alle gemeenten met de vraag naar een eventueel brandreglement of bestaande blusapparatuur, en na onderzoek wordt op 28.01.1824 een besluit uitgevaardigd waardoor iedere gemeente verplicht werd één of andere "vorm" van brandbestrijding te hebben. Maar Gods molen maalt langzaam en de moeizame weg der administratie is geplaveid met goede bedoelingen ! Het is pas in de nacht van 29 op 30 april 1868 toen hier te Sint-Laureins een grote brand ontstond bij Ferdinand Claeys op de hoek van de Vlamingstraat, waarbij de pompiers van Sint-Kruis deelnamen aan de blussingswerken, dat men in actie schiet ! Voorheen waren het de geburen en de rest van de gemeente die met man en macht het vuur te lijf gingen. Deze brand nu, gaf aanleiding tot het ontstaan van een pompierskorps te Sint-Laureins onder leiding van commandant Ferdinand Claeys, Jacob Haverbeke, Petrus De Sutter en Charles De Meulemeester. Op 27 januari 1869 wordt dit door de gemeente bekrachtigd. De brand was ook de aanleiding om vast te stellen  dat er in het dorp watergebrek was bij blussingswerken, de gemeenteraad beslist dan ook in 1876 "steenputten" aan te leggen voor watervoorziening, één aan de kerk en één op de hoek van de Kantijnestraat.

Het brandweerkorps bestond uitsluitend uit vrijwilligers, meestal neringdoeners uit het centrum die veel thuis waren. Ze werden verwittigd door het kleppen van de brandklok vanuit de kerktoren wat tevens een gevaarsmelding was voor alle inwoners, want men hoorde dit tot in de wijde omgeving. Velen onder ons zullen zich dit nog herinneren, daar het gebeurde tot ver in de 20e eeuw. Wat de oudere leerlingen van de jongensschool zich ook nog wel zullen herinneren is de oude brandspuit welke zich op de speelplaats in de hoek onder de "remise" bevond, aan de kant van de toegangspoort ! Ik weet niet waar ze uiteindelijk verzeild is, maar heb ze tot na de tweede wereldoorlog daar nog gezien. Ik heb tot op heden ook niet kunnen achterhalen wanneer ze werd aangeschaft, maar dit moet in de oude gemeenteraadsverslagen nog wel te vinden zijn. Het was een brandspuit met handbediende pomp die met mankracht werd voortgetrokken naar de plaats der ramp, onderwijl met een bel hun komst aankondigend. Door de brandklok kwamen niet enkel de spuitgasten aangesneld maar stond het hele dorp buiten en liep het halve dorp mee om te helpen blussen en bij te springen waar dit nodig bleek. In de verslagen uit die tijd wordt telkens vermeld : "De brandweer was snel ter plaatse"  aan u de interpretatie van wat men zich hierbij moet voorstellen !

Hierbij nog enkele verslagen van branden en gebeurtenissen uit het leven van onze pompiers, niet alles liep goed af :
Op 14 dec 1895 ontstond er brand bij de echtgenoten August De Busschere wonende in de Pastorijstraat, de huidige Leemweg. Alvorens met eieren en kiekens naar de markt van Brugge te vertrekken ging August om 3.30 u. in de stal om de geiten en de konijnen te voederen. Hierbij hing hij een bollantaarn met petrol aan een nagel, de lantaarn viel, brak en veroorzaakte zo brand aan het stro. Schuur en woning, bedekt met stro, alles werd prooi der vlammen, alsook twee geiten, twee varkens, zestig konijnen, twintig hennen, een hoeveelheid stro en hooi, alsmede 800 eieren bestemd voor de markt.

Een grote brand te Sint-Laureins op Dertiendag 06 jan 1896 's maandags morgens om 5.30 u. op de hofstede van Bernard Hermie op de Kommer. Allen lagen nog in bed, uitgenomen de knecht die 5 min. voor het uitbreken naar de vroegmis vertrokken was. De brandende schuur was aan de woning gebouwd. Baas Hermie, wakker geschrokken, sprong in vliegende vaan naar buiten, recht in de paardenstal en trok er het paard uit, dit en een paar koeien is het enige dat gered is. Alles ook de woning is vernield. Het brandende strodak viel op het hoofd van de landbouwer die in de brand bleef liggen. Men slaagde er in hem eruit te trekken maar hij was reeds zozeer verbrand dat hij in een naburig huis 's avonds in de ijselijkste pijnen bezweken is. De vrouw werd in bedenkelijke toestand naar het hospitaal gebracht. Men had bij de brand bepaalde vermoedens, de gendarmerie was snel ter plaatse, en na grondig onderzoek van het parket van Gent werd de knecht, afkomstig van rond Sleidinge, aangehouden en meegenomen naar de gevangenis. Hij werd beticht van brandstichting en de zaak kwam op 6 en 7 mei voor het assisenhof van Oost-Vlaanderen. Het hof heeft hem verwezen tot 15 jaar dwangarbeid. In de brand zijn ook nog gebleven drie koeibeesten, verscheidene varkens, duizenden kilo's koorn, stro, hooi, boekweit, gerst, haver, rogge, lijnzaad, enz.

Op maandag 20.09.1897 werd Aloïs Van Damme, pompier, ten grave gedragen door zes leden van het korps. Hij was één der stichters en opperbrandmeester Ferdinand Claeys sprak de lijkrede uit waarin hij de brandweerman dankte voor zijn 28 jaar trouwe dienst.

Op vrijdag 22.10.1897 om 11 u. in de voormiddag brak er brand uit bij August De Meulemeester, mulder en landbouwer, in de Vlamingstraat. Door de hevige wind was de schuur, graanhoop en houtmijt op weinige minuten een ware vuurpoel. Pompiers met bevelhebber J. Claeys waren spoedig ter plaatse. Ook de schuur van landbouwer Van Hecke begon vuur te vatten maar kon gered worden. 's Avonds was alles uitgedoofd. Burgemeester, schepenen, Pastoor, Onderpastoors en Politie waren ter plaatse. Alle beesten werden gered.

Dinsdagmorgen 06.02.1900 overleed Frederick Laureins echtgenoot van Theresia Loesaert, 65 jaar, schilder en lid van het korps der pompiers. Hij werd donderdag begraven en opperbrandmeester F. Claeys sprak de lijkrede uit waarin hij benadrukte dat Frederick meer dan 28 jaar ten dienste stond van het korps.

Woensdagmorgen 06.03.1901 zijn bij Franciska De Zutter, koehoudster, twee schuren afgebrand. Eén koe is in de brand gebleven en twee andere zijn erg verbrand. Dank zij de brandspuit zijn het huis en de naburige huizen gered kunnen worden.

Zondag 18.08.1901 om 2 uur in de namiddag brak brand uit in de schuur bij koeboer P. Debbaut op de wijk Kommer. Het vee werd gered, de schuur totaal en het woonhuis gedeeltelijk vernield. De huizen van weduwe Dobbelaere en van P. De Caussemacker zijn gans afgebrand.

Zondagmiddag 24.11.1901 ontstond brand in de stal van Augustien Barbier wijk Comer. De konijnen en de vruchten in de stal zijn verbrand, ook een deel van het huis. Het vuur liep over op de schuur en het huis van Ferdinand Martens, koehouder. Schuur, huis en een deel van het huisgerief zijn vernield, het vee is gered.

Woensdagmorgen 14.05.1902 brandde het in de stallingen van Eduard De Ruyter, houthandelaar op het dorp. Gelukkig hadden de paarden de stal juist verlaten, want de paardenstallen en andere hangaars met alles erin zijn ten gronde afgebrand. Ook een deel van het achterhuis is zwaar beschadigd, het vuur is eveneens overgeslagen op een kot van gebuur J. Goethals.

Op zondagmorgen 07.02.1904 is op de wijk Kommer de paardenstal afgebrand van M.P. De Muynck, landbouwer en herbergier. Het paard is gered, maar gareel en ander klein alaam is prooi der vlammen geworden.

Op de Goochelare was er op 13.11.1904 bij de kinderen Haers een grote brand. Schuur en stalling zijn verwoest, maar de paarden en beesten zijn gered. De korenoppers bleven ongedeerd, slechts drie varkens zijn levend verbrand. De brand is waarschijnlijk ontstaan door een brandende lantaarn.

Op zondagnamiddag 14.07.1907 is er brand ontstaan in het wagenhuis van Leo De Wilde, landbouwer dorp, die zich verder verplaatste naar de varkenshokken en de schuur. Mede door het optreden van geburen en pompiers kon de schuur gevrijwaard worden, één varken is in de vlammen omgekomen, vier hadden vreselijke brandwonden.

Woensdagmorgen 20.11.1907 om 8 u. 30 ontstond brand in de vlasschuur van Honoré De Vos, molenaar en vlashandelaar dorp. Na 2 uur moedige strijd was men het vuur meester en was alle gevaar geweken. Dank aan de moed der pompiers en medehelpers is een grote ramp vermeden vermits de schuur omringd was met vlasmijten en oogstoppers. De schade aan het vlas is groot, aan het gebouw minder.

Op maandagavond 13.04.1908 rond 6 u. 30 brak er brand uit bij landbouwer Stieperaere, Kommer. De schuur werd in as gelegd en men had alle moeite om het woonhuis te beschermen. Drie grote koebeesten en zes viggens kwamen in de vlammen om.

Ter gelegenheid van het 40-jarig bestaan van het Brandweerkorps van Sint-Laureins werd op woensdag 05.05.1909 een groot decoratiefeest gehouden. Een KB van 04.03.1909 verleende het burgerkruis 1e klas aan Leopold De Sauter, luitenant der brandweer, en de burgermedaille 1e klas aan 9 pompiers, de heren Dauwe Aloïs, Jan en Pieter, Gernaey Aloïs, Jongbloed Karel, Van de Bruane Petrus, Vandefontyne Karel, Van Overberghe August en Vercraeye Desiré, allen wegens meer dan 35 jaar goede diensten. Op onderstaande groepsfoto, genomen op het dorpsplein voor het gemeentehuis, ziet u de fiere gedecoreerden zittend op de eerste rij.


zittend eerste rij van l. naar r. :Dauwe Aloïs, Jongbloed Charles, Dauwe Jan, Vercraeye Desiré, De Sauter Leopold, Dauwe Pieter, Van de Bruane Petrus, Van Overberghe August, Vandefontyne Karel en Gernaey Aloïs.
staande tweede rij van l. naar r. :Van de Genachte Theofiel, Janssens August, Van Hecke Eduard, De Keyzer Camiel, Janssens Theo, Claeys Henri, Roegist Charles, Strymes Aloïs, Laureins Guilliaume, Blancke Alfons en Laureins Frederic.
laatste rij van l. naar r. :Groosman Emiel, Van de Bruane Achiel, ? , Schelstraete Emiel, Valcke Octaaf, Van Hyfte Jozef en Overmeire Petrus.

Die woensdag wapperden de vlaggen in de hele gemeente ter gelegenheid der plechtige overhandiging der decoraties aan onze moedige mannen. De Heer Burgemeester, in een gelegenheidstoespraak, heeft allen van harte geluk gewenst met deze vereremerking welke zij door oppassendheid en trouw in het volbrengen hunner plichten zeer wel verdiend hebben, en stelde hun tot voorbeeld voor de jongere leden.
's Avonds zaten pompierskorps en gemeenteoverheid aan het feestmaal alwaar de beste stemming heerste.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten