Sint-Laureins : Ook zij, zijn geboren in Sente (8)

Abt Vincent Doens °Sint-Laureins bij Aardenburg rond 1500  +  Lisseweghe 29.04.1569.
38e en laatste abt van de voormalige abdij van Ter Doest.

Bij de vele historische aantekeningen van pastoor De Swaef daterende van rond 1890 en bewerkt door onderpastoor Bernaert in zijn boek "Uit de kronieken van Sint-Laureins vóór 1900" van het jaar 1970, staan er ook enkele vermaarde personen van Sint-Laureins vermeld, waaronder abt Doens. Uit geschriften blijkt dat hij zou geboren zijn in Sint-Laureins, de datum is ons tot op heden onbekend.
Van de Cisterciënzer abdij Ter Doest waar hij ooit tot abt werd verkozen zijn het kloostergebouw en de kerk volledig verdwenen, op de prachtig bewaarde tiendenschuur na. Na de verwoesting destijds van de abdij werden de stenen hergebruikt door boeren in de omgeving voor hun woningen en stallen, en om te Brugge een nieuwe Duinenabdij te bouwen.
Thans is Ter Doest een grote hoeve met de monumentale tiendenschuur op het grondgebied van Lissewege, deelgemeente van Brugge, een toeristische attractie met restaurant.


De Heer van Lisseweghe schonk een stuk grond met een kapel aan de Franse Benedictijnen van St-Riquier in Pothieu en die stichtten in 1106 hier de abdij die in 1175 werd overgenomen door de Cisterciënzers van de in Koksijde gelegen abdij Onze-Lieve-Vrouw Ten Duinen, waarmee ze in 1624 werd verenigd.
De abdij Ter Doest speelde een belangrijke rol bij het inpolderen van gebieden in Vlaanderen, Zeeland en Holland. Het grondbezit lag grotendeels in Zeeland, het machtsgebied van de graven van Vlaanderen. Ter Doest had bezittingen verworven o.a. in Oostdijk, Krabbendijk en Aardenburg.
In feite was de abdij Ter Doest een dochterabdij van de moederabdij Ter Duinen in Koksijde, er bestond trouwens een lotsverbondenheid tussen de abdijen van Ter Duinen, Ter Doest en Clairmarais.
De abdij bloeide in de 12e en 13e eeuw, in de topperiode telde de abdij ongeveer 120 monniken en lekenbroeders. Eén der lekenbroeders van Ter Doest was de legendarische Willem van Saeftinge die vooral naam verwierf door zijn deelname aan de Guldensporenslag in 1302 en op latere leeftijd nog op kruisvaart vertrok. De vele bewaard gebleven handschriften bewijzen een periode van culturele bloei !
Bij het begin van de 14e eeuw zette een langzaam verval zich in, omwille van financiële problemen, oorlogsverwikkelingen, geringere inkomsten en een dalend aantal monniken. Toen Vincent Doens door zijn medebroeders tot abt werd verkozen in 1559 was Ter Doest zeer verarmd, omdat de meeste bezittingen in Zeeland veel geleden hadden door de overstromingen, die zelfs een deel der eigendommen hadden verzwolgen. Niet enkel de strijd tegen het water in Zeeland, maar ook de oorlogen, nieuwe belastingen voor het onderhoud van de haven van Sluis, speciale belastingen uit Rome voor het financieren van kruistochten en daarmee gepaard gaande de vele schuldeisers werden uiteindelijk te veel van het goede !
Bij de abtskeuze bestond er duidelijk een tendens waarbij de gemeenschap zich liet leiden door een voorkeur om monniken, die aan het hoofd stonden van een financieel ambt of een afzonderlijke ontvangstpost beheerden, tot hun prelaat te verheffen. Zo nam Vincent Doens de functie waar van ontvanger op het uithof te Grauw, te voren was hij reeds portier geweest, zijnde twee financieel belangrijke posten. In 1559, de abdij Ter Doest telde toen nog twintig monniken, werd Vincent Doens dan ook verkozen tot abt van Ter Doest. In hetzelfde jaar werd ook het nieuwe bisdom Brugge opgericht door paus Paulus IV. Nauwelijks had abt Vincentius het bestuur in handen of hij vernam met ontzetting dat zijn abdij was ingelijfd bij dit nieuw opgerichte bisdom van Brugge en dat hij wel eens de laatste abt van Ter Doest kon zijn. Hij begreep dat dit de ondergang van zijn klooster zou worden!
En zo gebeurde, in een bul bepaalde paus Pius IV dat de nieuwe bisschop van Brugge in 1561 ook kon beschikken over o.a. de goederen van de abdij Ter Doest. De toenmalige abt mocht zijn functie behouden, maar na hem mocht er geen nieuwe meer worden verkozen. De monniken mochten blijven, hun aantal moest niet verminderen en ze zouden verder worden geleid door een prior.
Abt Vincent Doens ging niet akkoord met dit alles en vroeg aan bisschop Pieter de Corte (1562-1567) om Ter Doest te ruilen voor een vacante abdij. De abt kreeg de steun van de Staten van Vlaanderen en de zaak leek nog niet definitief te zijn beslist, maar toen abt Vincent Doens op 29 april 1569 overleed maakte de nieuwe bisschop Remi Drieux (1569-1594) van de gelegenheid gebruik om Ter Doest in te palmen. Op basis van een koninklijke toestemming van 2 november nam bisschop Drieux op 22.11.1569 de abdij Ter Doest letterlijk in bezit. Vanuit het oogpunt der Cisterciënzers ging de abdij in vreemde handen over !
Ter Doest bleek echter niet de inkomsten op te leveren die de bisschop verwachtte. Enige tijd later staken de boeren uit het omliggende, die de kant van de opstandelingen tegen Spanje hadden gekozen, de abdij in brand. De bisschop wou af van Ter Doest, maar door de oproer kwam voorlopig een eind aan de onderhandelingen die de Brugse bisschop voerde met de abt van de Duinenabdij over een overname van Ter Doest. Rond 1578 installeerde de opstandige Staten-Generaal nog een monnik van Baudeloo, Cornelis vanden Haute, als abt van Ter Doest, maar na de verzoening met Spanje, in 1584, deed bisschop Drieux zijn best om af te raken van Ter Doest in ruil voor andere inkomsten ! Zijn opvolger bisschop Matthias Lambrecht, evenals abt Vincent afkomstig van Sint-Laureins, behield Ter Doest maar liet de monnikengemeenschap uitsterven door geen novicen meer aan te nemen !
Uiteindelijk werd in 1624 een akkoord bereikt waarbij Ter Doest definitief opging in Ter Duinen in Koksijde !

Er is weinig van de laatste abt opgetekend.Hij bestuurde de uitgestrekte goederen der abdij gelegen in Zuid-Beveland en was tevens pastoor van Krabbendijke, parochie zijner abdij. Onder zijn toezicht stonden de vrouwenabdijen Waterlooswerve bij Domburg en Bethlehem bij Elkerzee. Op 10.03.1564 zat hij met heer Jeronimus van Serooskerke de verkiezing voor van een nieuwe abdis te Bethlehem en verzond een verslag over de keuze aan de landvoogdes Margaretha. Bij het overlijden van abt Vincentius Doens werd een inventaris opgemaakt van zijn juwelen. Er was ondermeer een doosje met zeventien kostbare ringen en verder gouden kettingen, zilveren lepels en een zilveren bierkroes. (A.Viaene, inventarissen van de juwelen der abdijen).
Volgens een andere bron was abt Doens klaarblijkelijk een wat sjofele figuur die wat mankte en geen woord Frans sprak !
Of deze laatste bemerking van enige relevantie is, laat ik in het midden, de abt had zijn kwaliteiten als portier en ontvanger bewezen, en de gemeenschap was niet zo gesteld op de Franse bemoeizucht, die hun heel wat moeilijkheden bezorgde.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten