Sint-Laureins : Verdwenen dorpsgezichten - De travalje !

Ooit was er wel in bijna elk dorp een smid. Het is een zeer oud beroep, want sinds de mens metaal ging gebruiken werd er uiteraard al gesmeed. Hij was onmisbaar voor het leger, maakte wapens, wapenuitrustingen en aanvalstoestellen. Hij was onmisbaar voor de boeren, want hij maakte voor hen het noodzakelijk alaam. Hij was ook onmisbaar voor heel wat andere ambachtslieden ! Kortom hij was een belangrijk persoon omdat hij toen de enige was die ijzeren voorwerpen kon maken die in de samenleving nodig zijn !
In de smidse of zoals wij in Sente zeggen de smesse wordt met behulp van vuur, aangeblazen door een blaasbalg, ijzer of ander metaal sterk verwarmd tot het vervormbaar is, en op een aambeeld met de smidshamer in de gewenste vorm kan worden geslagen. Meestal moet het werkstuk herhaaldelijk opnieuw in het smidsvuur worden gelegd om het vervormbaar te houden en als het dan klaar is wordt het sissend afgekoeld in koud water.
Als kind reeds was ik gefascineerd door de smid, meestal een stoere kerel met zijn lederen voorschot aan, steeds met de zware hamer in de weer, in een vuurwerk van gloeiende wegspattende gensters.
Ik ruik nog die speciale ondefinieerbare geur van de smesse, was het de geur van verbrand hoorn, de ietwat zurige reuk van gitzwart roet, of verschroeid hout, of was het de warme geur van het ijzer in het smidsvuur ? Wat dan ook, ik kan dit typische aroma nergens anders meer opsnuiven !
Hoe indrukwekkend was het arsenaal aan tangen, korte maar meestal lange met twee lange hefbomen en met een bek in allerlei vormen, het aantal hamers in allerhande soorten en gewichten, en de gamma aandrijfriemen die grote en kleine wielen met elkaar verbonden.
Toen we nog in Sint-Margriete woonden, hadden we aan de overkant der straat de smesse van Benoni Maenhout, Beene en zijn zonen, wiens werkterrein, het ganse voetpad en soms de helft der straat besloeg en steeds goed beklant met helpers of waren het kijkers die zodoende hun dag passeerden ?
En later in Sint-Laureins herinner ik mij de smidse van Gerard Groosman in de Leemweg. Ik meen dat daar ook een travalje stond voor het beslaan van de talrijke boerenpaarden hier in de streek, maar daarvan heb ik geen bevestiging kunnen krijgen, noch een foto teruggevonden.
Dichterbij, om het hoekje, vooraan in de Vlamingstraat, bevond zich de smidse van Hilaire Claeys en elke dag passeerde bij ons zijn knecht, Herman Valcke, die dagelijks de weg aflegde van thuis naar zijn werk. Naast de vele andere smederij werkzaamheden van Lir en zijn knecht nam, zoals veelal in landelijk gebied, het werk als hoefsmid, alhoewel het slechts een nevenfunctie betrof van de dorpssmid, wel een belangrijke plaats in. Hiervan bestaat er gelukkig nog een prachtige foto van Hilaire in volle actie aan zijn travalje of zoals wij zeggen "zijn travoalde" met dank aan zijn zoon Erik.


Een travalje of hoefstal is een constructie buiten de eigenlijke smidse, soms overdekt, zoals hier, waarin het boerenpaard vastgezet kan worden om te worden bekapt en beslagen door de hoefsmid. Door middel van ijzeren kettingen kan de smid de hoeven eenvoudiger optillen, zodat hij niet het risico loopt een trap van het paard te krijgen of het volle gewicht van het paard op zich te krijgen. De kettingen gingen eenmaal om het been en werden dan op de houten balk getild, waarna de ketting nogmaals om het been en de houten balk gedraaid werd.
Kort nadat Hilaire in 1974 gestorven was, werd de travalje afgebroken door Nöel Pollet die ze nadien terug heeft opgebouwd op zijn hof in de Vlamingstraat.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten