Sint-Laureins : Uit het rijke roomse leven ! De Kleemkapel.

Rond het midden der 18e eeuw, zo wat halverwege de kerk van Caprijcke en de tramstatie "het Wisken" waar de huidige kapel staat, vonden de twee broers Bernard en Engelbert Claeys, zeer begoede landbouwers, na hun dagtaak, in het midden van een partij land waar ze aan het werk waren, een houten beeldeken van O. L. Vrouw. Ze namen het mee naar huis waar ze een houten kapelletje maakten, dat ze vervolgens met het beeldje op de hoek van voormeld stuk land aan een boom hingen. Als een lopend vuurtje deed het vinden van het beeld de ronde in de parochie Caprijcke en het "wonder !" was snel in het omliggende gekend waardoor steeds meer gelovigen kwamen bidden.
Door de groeiende interesse bouwden de gebroeders Claeys op de hoek van hun partij land een grotere kapel van 2 m op 1 m en 2,5 m hoog, bestaande uit houten stijlen met latwerk beslagen en met wissen doorvlochten beplakt met kleem, vandaar de naam Kleemkapel ! Nauwelijks was de kapel gebouwd of het aantal bezoekers en bedevaarders uit gans het Meetjesland en Vlaanderen tot zelfs uit de polders en uit Zeeland, nam dagelijks toe.
De grote toeloop der gelovigen en de openbare godsvrucht tot de Heilige Maria zette meteen de deur wijd open voor de wildste fantasieën !

Zo wordt verteld dat Protestantse landlieden uit Cadzand, die zoals men weet, geen geloof hechten aan de Maria- en Heiligenverering, langs de kapel voorbijkwamen om naar de markt te Eeklo te gaan, wat toendertijd trouwens de enige begaanbare weg was naar Eecloo. Ze vonden dat hele Maria-gedoe maar niks en wilden onze brave bevolking afkerig maken van de eredienst aan Maria. Zo kwam op zekere dag een overmoedige protestantse landbouwer alleen terug van de markt, duidelijk in aangeschoten toestand, nam het wonderbeeld en stak het in zijn zak om het mee te nemen naar huis. Op zijn hof gekomen riep hij de meiden en knechten om zich samen lustig te maken met de wonderdoenster van de Kleemkapel. Maar o wonder, als hij het beeldje uit zijn zak wou halen om er de spot mee te drijven was het verdwenen ! Hij kon zijn ogen niet geloven en trok op staande voet terug naar Kaprijke. Daar gekomen stond het op zijn vertrouwde plek, waar hij het enkele uren daarvoor had weggenomen !
Korte tijd nadien braken passerende protestanten met geweld het kapelleken open, namen het O.L.Vrouw beeldje weg en onder het uitbraken van grove godslasteringen, wierpen ze het in een naburig gelegen waterput, zodat het nu voor eeuwig zou verdwijnen en de volkstoeloop zou ophouden. Door deze heiligschennende daad verontwaardigd en bedroeft begonnen de gelovigen van Caprijcke te bidden tot de Moeder Gods teneinde het wonderbeeldje terug te vinden. Daarop kreeg een zekere Karel Matthijs, toen eigenaar van het stuk land waar de kapel was opgetimmerd, het lumineuze idee om met een haak in de naburige waterput te gaan dreggen. En zie, nauwelijks had hij de haak in het water gestoken of het wonderbeeldje hangt er al aan ! Razendsnel verspreidt dit blijde nieuws zich over de ganse parochie en met de meeste eerbied wordt het weder in de kapel gebracht en in ere hersteld !

Hoe meer men blijkbaar het wonderbeeld der Kleemkapel onteerd, hoe meer de godsvrucht tot het Mariabeeldje aangroeit. In alle moeilijke omstandigheden  in het leven en voor allerlei belangrijke zaken, nam men zijn toevlucht tot O.L.Vrouw van de Kleemkapel. Zo kwamen tijdens het schrikbewind van de Franse Revolutie ook de lotelingen de voorspraak van Maria afsmeken voor het trekken van een gunstig nummer. Dit en ook de aanzwellende volkstoeloop was zeer tegen de zin van de Franse troepen die toendertijd in onze gewesten verbleven. Die stuurden dan ook enkele ruiters naar de kapel, die duwden met hun paarden zodanig tegen het aloud Kleemkapelleken totdat het instortte, en ze wilden het beeldje mee terug naar Eecloo nemen ! Maar Jan-baptist Ronsse, die met de oppas der kapel belast was, had de Franse soldaten aan het werk gezien en smeekte om het Lieve Vrouw beeldje niet mee te nemen maar aan hem te geven. De soldaten gingen in op zijn verzoek en de brave man bracht de kostbare schat terug bij Karel Matthijs, de eigenaar van het stuk land. Deze laatste besloot op zijn kosten de kapel te doen heropbouwen en ditmaal in steen !


En nog zijn de "wonderen" (?) de wereld niet uit...
Op het einde van de 18e eeuw was een zekere Heer Symynck pastor van Caprijcke. Verre van hem van zakelijke bijbedoelingen te verdenken, bleek hij zeer bezorgd over de goede gang van zaken ! Deze ijverige herder, vernomen hebbende wat al heiligschennissen er reeds gepleegd waren en vrezende dat het grote succes aanleiding zou kunnen geven tot gevaarlijke bijeenkomsten, te meer daar de kapel op een eenzame en afgelegen plek was gebouwd, besloot de eredienst van O.L Vrouw van de Kleemkapel over te brengen naar zijn parochiale kerk ! Daartoe gelastte hij zijn koster het wonderbeeldje te gaan halen. Maar tot ieders grote verwondering was het beeld 's anderendaags 's morgens uit de kerk verdwenen en vond men het op zijn gewone plaats in de kapel terug ! Dit gebeurde tot driemaal toe en dit wonder was voor de pastoor het afdoende bewijs dat de Heilige Maagd Maria de Kleemkapel had uitverkoren tot bevoorrechte plaats waar Zij voortaan wilde vereerd en aanroepen worden !

In 1821 deed Karel Matthijs de Kleemkapel herstellen en vergroten en in 1874 bouwde pastoor Braem een gans nieuwe kapel. De eerste steen werd gelegd op 13 maart en de werken waren voltooid met half oogst. Hij deed terzelfdertijd de 15 kleine houten kapelletjes, die er ondertussen bijgekomen waren en de ommegang uitmaakten, vervangen door 15 fraaie in steen opgetrokken.
Het jaar daarop, op de zondag binnen de octaaf van O.L.Vrouw Hemelvaart is de Kleemkapel door bisschop Mgr. Bracq plechtig ingewijd, terwijl alle omliggende parochies ter ommegang kwamen. Vanaf dan kwamen tijdens de plechtige octaaf die begint Zondag vóór Hemelvaart vele parochies ter bedevaart. Dagelijks zijn er dan verschillende missen en 's namiddags plechtig Lof. De octaaf eindigt met de bedevaart van de pastoor van Kaprijke met zijn parochianen.
Ooit was de begankenis zo groot , dat de pastoor in 1894 de kapel nog met de helft heeft uitgebreid.
Ook hier gold het gezegde : het zag zwart van het volk of je kon op de koppen lopen ! Als kind heb ik het nog meegemaakt, nog steeds massa's volk en na de godsvrucht de kermis, venters op straat en in de wei achter het café een verfrissing. In de herberg kon je ook hier de sleutel van de kapel halen als je ter beeweg kwam buiten de openingsuren. De vellen makrons, een eetpapier of ouwel (lijkend op hostiebrood) waarop de makrons werden gebakken, gingen vlot van de hand en het café deed gouden zaken !
Nog tot in de zestiger jaren van vorige eeuw kreeg de parochie Sint-Laureins een dag tijdens de octaaf voorbehouden en reden we samen met de fiets 's morgens naar de mis waarna we de ommegang deden, maar veel volk kwamen we toen al niet meer tegen...!

Geen opmerkingen:

Een reactie posten