Sint-Laureins : De buurt onder de toren in het midden der vorige eeuw!

 Wat volgt dateert uit de tijd dat de bakker en de melkboer hun producten nog aan huis brachten. Toen wij nog schreven op een lei met een griffel en de stylo nog moest uitgevonden worden! De tijd dat de openbare verlichting nog schaars was maar de kerken elke zondag steevast vol zaten ook in de winter zonder verwarming! In de tijd dat de zeldzame telefoontoestellen nog aan een draad hingen en er van televisie geen sprake was! Toen krachtige boerenpaarden de boomezel over de kasseien deden denderen en de rolleblok de huizen deed daveren. En Cies Mossels nog met mosselen en zekers de hort op ging terwijl Adriaan met zijn houten onderstel over zijn schouder erf na erf bezocht om de botte zagen te zetten! Dit alles terwijl wij uit een wereldoorlog kwamen waarvan wij de sporen van de verwoesting nog rondom ons konden zien en waaraan met man en macht werd gewerkt om zo snel mogelijk die miserabele oorlogstijd te vergeten. Achteraf bekeken blijken we daar wonderwel in geslaagd, zelfs in die mate dat het mensdom blijkbaar niets heeft bijgeleerd en er toch weer zielige misbaksels in de belangstelling wensen te komen door de vrede in gevaar te brengen!

Vanaf ongeveer het midden van vorige eeuw ging alles, met vallen en opstaan, zijn gewone gang. De kerk was zo wat het middelpunt van ons rustige dorp en daarrond speelde zich van alles af. Op zon- en feestdagen was het hier een drukte van belang, de mis en allerlei aanhangsels waren in die tijd wel een verplichte activiteit maar voor velen was het terzelfdertijd het enige moment van sociaal contact. De facteurs waren present om hun correspondentie aan de man te brengen, toen moest dit ook op Zondag, de Belleman, de veldwachter Aimé of de gemeentewerkman Clement "de boy", sprong na de mis ook op de stoel om de plaatselijke nieuwtjes om te roepen, allerhande verplichtingen en gegevens voor de inwoners, zoals het aankondigen van een noodslachting. Bij verkiezingen werd hier campagne gevoerd en namen kandidaten het woord. En geregeld werd de aandacht opgeëist door volkszangers zoals tamboer met verslagen over de vreselijkste drama's heet van de naald in liedjesteksten!

Aan de overkant der straat, tegenover de ingang der kerk bevond zich de textielwinkel van de familie Vercraeye Florent en zijn vrouw Marie Himschoot die nog als meid gewerkt had bij notaris Ingels in de Gouvernementstraat nu de Leemweg. Over de oudste zoon Albert Vercraeye, de kleermaker, herinnert zich Jozef Van Vlierberghe, oud Sentenaar, zich het volgende : "Zittend op een grote tafel in de voorplaats links bij het binnenkomen zat hij in kleermakerszit te naaien. Bij hem stond een klein groen kacheltje, dat tijdens de winter gezellig stond te ronken. Op zijn eigen rustige manier kon hij vertellen over koetjes en kalfjes. In het berghok naast zijn atelier stond een muziekdoos, echt een antiek stuk dat met een hendel moest worden opgewonden. De platen waren metalen schijfjes en de pinnetjes zorgden voor urenlang luisterplezier!" Albert had nog 3 zussen waarvan Rachelleken en Marie-Alix de best gekende waren en nog een jongere broer! Daarnaast had men de winkel van kruidenierswaren en tabaksartikelen waar Juffrouw Adrienne woonde met daarneven Pierken Van Holsbeke en Lena die later de winkel van daarnaast zouden overnemen. Verder woonde Madamke Focke,  dan Angelique Van de Rostijne die werkkleren naaide ook voor de textielwinkels en Kotje Coene en dat was het zowat wat onze habitat langs die kant betrof.


                       Familie Vercraeye met facteur André Jonckeere

Vertrouwder voor ons was het stukje dorp tussen de kerk en de kapel op de hoek van de Leemweg! Wij waren in 1945 in het eerste huis naast de kerk komen wonen in plaats van Clementje Corné, facteur die in feite Clement Van De Voorde noemde, gehuwd met Celina Maeyens, die toen naar Knokke trokken. Die hadden twee zonen, Willy, voor de leeftijdsgenoten, vooral de vrouwelijke, "Bel Ami" naar de titelsong van de gelijknamige film gedraaid in 1939 naar het boek van Guy de Maupassant dat een grote schlager werd, gezongen door heel wat bekende artisten o.a. Tino Rossi ; en Arseen die geen enkele zangcrochet aan zich liet voorbijgaan! Naast de deur had je de schoenwinkel van schoenmaker Charles De Vlaeminck en Marie Roets, kinderloos, die de zaak doorgaven aan Julien Immesoete verwoed kweker van kanaries gehuwd met Esther Valcke. Daarnaast in Dorp 101 woonde Laureyns (Frederik) Gerard huisschilder geboortig van Waarschoot die huwde in 1927 met Ghys Clara geboren 01.01.1907 in East Moline Ill. USA en die samen een textielwinkel uitbaatten. Ze hadden vier kinderen Raoul de oudste die in 1950 naar Oostende naar de Zeevaartschool trok en schitterde in zijn uniform van Officier bij de Zeemacht, Valère die zijn geluk bij Paula Rammelaere zocht in Eeklo, Romaan trok naar Sleidinge en de jongste Mathilde, maar Hilda genoemd, kon alhoewel het enige meisje met drie grotere broers flink haar mannetje staan! Zo kroop ze bij haar thuis door het dakvenster in de dakgoot en verder langs de goot van onze gemeenschappelijke gebuur Charles De Vlaminck tot bij ons om via ons dakvenster op het "ipperste" een praatje te komen slaan! Geen sinecure want dit speelde zich af 8 à 9 meter hoog!

Dit huis, toen Dorp 101 en dat ernaast, toen Dorp 99 werden later samengevoegd tot heden ten dage de winkel van  Carla Hermie. Maar toen in 1939 kwam douanebeambte Robert Van Vlierberghe gehuwd met Neyt Clara, van Zwijndrecht in Dorp 99 wonen. Ze hadden 3 zonen Arnold geboren in Watervliet, Jozef geboren in Gent en Gratiaan geboren in Eeklo. Toen ze in 1948 naar Gent trokken verloor de parochie in één klap twee misdienaars en toen moest Arnold mij een snelcursus geven in latijn praten en liturgische handelingen uitvoeren!

                     Midden Arnold, rechts Jozef en links ikzelf.

Op Jozef heeft ons stille dorpje in het Meetjesland langsheen het Leopoldskanaal met zijn uitgestrekte polders en kreken wel een heel sterke indruk nagelaten. Graag komt hij hier nog eens op bezoek en op de jaarlijkse reünie van de 80+ kan hij nog eens wegdromen en eventjes stilstaan bij de tijd van toen! Om zijn belevenissen in Sente voor zijn nageslacht te bewaren heeft hij zijn herinneringen neergepend. Hij schrijft : "Sente koester ik in mijn hart. Ik heb er vele mooie momenten beleefd die ik niet wil vergeten. In Gent miste ik de ruimte, de polders, mijn maten. We fietsen regelmatig in Sente en omstreken." Hij verteld over zijn schooltijd, in de bewaarschool bij zuster Marie-Albert, groot, een zwarte kap met een witte rand eromheen. Ze klapte in de handen voor ieder beweging die moest gemaakt worden. Met de schoolpoort had hij wel een speciale band, van zodra die op een kier stond, glipte hij wel naar buiten, naar huis, maar met een pedagogische tik voor de broek vloog hij al snel terug naar school. Later bij meester Laureyns in het tweede leerjaar, het klaslokaal boven dat van meester Gailliaert werden ze opgeschrikt door een ontploffing. De school was toen al uitgerust met verwarming op gas. Meester Gailliaert liep zoals gewoonlijk in zijn klas rond met zijn pijp in de mond wanneer hij merkte dat de radiator waarschijnlijk uitgewaaid was. Hij wou de radiator nazien, maar had zijn brandende pijp nog in de mond. Toen hij dichterbij kwam ontplofte het ontsnappende gas! Gelukkig waren er geen gewonden, alleen een kapotte pijp en een verschroeide snor van de meester! Hij herinnert zich nog levendig, kort na de oorlog, de dagelijkse lepel levertraan die met de eigen meegebrachte lepel kordaat in de mond werd geduwd, je hoefde alleen maar te slikken! Ook tijdens de oorlog ging het schoolleven zijn normale gang, de Duitsers maakten in de winter op de speelplaats een reuze sneeuwman en in de bewaarschool plukte men lapjes stof van jewelste, papieren matjes werden gevlochten en figuren werden op een prikmatje en een naald uitgeprikt waarna de kunstwerkjes zorgzaam werden uitgescheurd. Jozef wou zijn vaardigheden thuis ook wel oefenen maar hij presteerde het de naald dwars doorheen de palm van zijn hand te halen en toen bij Dokter Bafort de naald afbrak ging het richting Eeklo H.Hartkliniek heen en terug in een stoeltje vooraan op de fiets van zijn vader. Dat is niet de enige kwajongens streek die hij uithaalde en waardoor hij een vaste klant werd van de huisdokter! Daar er in die tijd nog geen Franse taal in de Jongensschool werd onderwezen ging Jozef in de Leemweg naar Mevrouw Maes, om privé les Frans, een ernstige dame die o.a. Meester De Neve verving in het eerste leerjaar toen die in dienst moest.

Ook zijn beroepscarrière als misdienaar verliep niet rimpelloos. Toen hij 6 jaar was moest hij samen met zijn broer Arnold, tijdens de klasuren meermaals bij onderpastoor Debbaut gaan om de mis te leren dienen en de gebeden van buiten te leren. Was er ook tijdens de klasuren een huwelijk of begrafenis dan kwam de klas op de laatste plaats en werd men in de kerk verwacht! Ook wanneer iemand moest berecht worden moest men de onderpastoor al bellend en met een lantaarn begeleiden en bij het voorbijgaan knielden de mensen en maakten een kruisteken, terwijl de mannen hun muts afnamen! Maar bij de eerste mis die gediend moest worden was het al prijs. Arnold en Jozef dienden de mis van onderpastoor Standaert. Na de preek moest Arnold voor de pastoor naar de pastorij om het mandje met boterhammen en koffie want er waren destijds nog verschillende missen, dus Jozef stond er alleen voor! Toen hij het zware evangelieboek met boekensteun van de ene kant van het altaar naar de andere kant moest dragen gebeurde het onvermijdelijke. Hij kon met moeite boven het altaar kijken en wanner hij de steun met het zware boek naar zich toetrok kegelde het hele gevaarte over zijn hoofd op de grond! De onderpastoor heeft het dan maar zelf opgeraapt en verplaatst. Toen hij bij de consecratie naast de priester ging staan met de ampullen water en wijn mompelde die tussen de tanden "Bellen", hij zette de ampullen opzij, rinkelde eens met de bel en ging doodgemoedereerd terug met de ampullen naast de priester staan! Algemene hilariteit bij de gelovigen die het doorhadden... Helemaal mis ging het toen hij bij een begrafenis het kruis moest dragen terwijl men zich tot bij de katafalk met lijkkist begaf. Hij waggelde met het hoge en zware kruis van het altaar tot bij de lijkbaar waar het de bedoeling was dat hij er postvatte tijdens de verdere ceremonie. Blijkbaar was het toch iets te zwaar, hij kon het niet meer houden en viel pardoes met kruis en al tussen de gelovigen, gelukkig zonder erg!

Tijdens de oorlog moesten ze hun huis verlaten en vluchtten ze naar Knesselare samen met de geburen familie Reubens. Met de fiets reden ze langs Maldegem voorbij het Duits militair vliegveld op het ogenblik dat geallieerde vliegtuigen dit aanvielen, ze zochten dekking in een gracht. Toen ze verder konden tot in Kleit was er terug een aanval en schuilden ze bij een smid onder een tafel! Ongedeerd kwamen ze op de boerderij van de familie waar in de schuur ook Duitse soldaten sliepen wiens paarden op het voetbalveld stonden. Toen ze na een tijdje terug konden naar Sente vonden ze daar hun huis waarvan de voorgevel was weggeschoten, in de voorplaats een obusscherf in een wieg en veel ontbrekend huisraad, gestolen. Bij de gebuur familie Reubens was het volledige dak weg en dit is jaren na de oorlog nog zo gebleven, terwijl het ganse gezin in een achterbouw woonde.



Op het einde van de oorlog dacht men dat de vijand het op een lopen gezet had en toen een Duitse patrouille vanaf de brug over het kanaal de dorpsstraat kwam ingemarcheerd begon Jefke Van Hyfte van achter een boom op het gemeenteplein op hen te schieten. Ze zochten dekking en schoten terug, gelukkig werd niemand gekwetst. Moeder en Jozef stonden op straat bij de overbuur Boelens en vader Van Vlierberghe kwam met Arnold op de fiets juist op het Moleneinde het Dorp ingereden. Ze lieten de fiets achter en sprongen bij een douanier binnen. Achter de huizen doorheen de tuinen konden ze zo het kerkhof bereiken en langs "het gankske" kwamen ze ongedeerd thuis. 's Anderendaags kwamen de Duitsers naar het gemeentehuis en namen alle aanwezigen als gijzelaars mee naar de brug. Toen ze werden opgesteld om neergeschoten te worden kwam er een Duitse luitenant die het bevel gaf ze vrij te laten! Gelukkig kwam men er met de schrik vanaf!  Toen de Canadezen het dorp introkken stonden hun tanks tegenover hun huis. Arnold en Jozef waren zo fier als een pauw als ze op een tank mochten kruipen en toen de veldkeuken op het gemeenteplein stond vlak achter het gemeentehuis werden ze daar goed ontvangen, de soldaten vroegen om eieren en voor elk ei kregen ze een stuk chocolade. Pa en ma waren verwonderd dat de kippen plotseling stopten met eieren leggen!

Dat Jozef met volle teugen van zijn jeugd genoten heeft, zoals hij het zelf schrijft, blijkt overduidelijk uit zijn verhalen. Alhoewel er in de onmiddellijke omgeving weinig bengels woonden van hetzelfde bouwjaar, was, wat beschikbaar was, ruim voldoende om het een en ander uit te steken. Zijn beste vriend was Bertrand, de zoon van de smid, zodat de smidse een ideale plek werd om te ravotten tussen allerlei geroeste tonnen en ijzeren werktuigen, maar niet op een feest voor de eerste communie zodat het nieuw pak min of meer veranderde van kleur! Ook was geen hindernis te hoog of men kroop er op, tot men een serre uitkoos waarbij het glas niet berekend was om zoveel jong geweld te weerstaan! Bertrand en Jozef vonden er hun plezier in een oud mannetje voorbij de kerk die steeds een pijp rookte een presentje te geven; Ze vulden een lege puntzak van Semois tabak met droge paardenmest, sloten die nauwgezet en gaven die aan het mannetje dat blij was met het cadeau van zulke "brave ventjes"! Ze maakten zich natuurlijk snel uit de voeten! Maar ook ernstige gebeurtenissen stonden op het programma, zo werden ontelbare missen gecelebreerd, een handdoek rond de buik als soutane, een op de rug als kazuifel, een tafel met een kruisbeeld, drinkbeker met water, een stuk brood, een bel en een pepermunt voor de communie bezegeld met de geleerde Latijnse zinnetjes! Ook hebben ze eens de krant gehaald! De kop luidde : "Jongetje bijna verdronken! Gered door een moedige Gentse visser!" Toen het Canadese kerkhof te Adegem ingehuldigd werd zou men daar zoals velen naartoe gaan maar daar dit pas in de namiddag gebeurde was er nog voldoende tijd om met een paar vrienden Bertrand, Antoine en Jozef naar de vaart aan de sluis stekelbaarsjes te gaan vangen. Schoenen en kousen uit en het water in om de beestjes te pakken te krijgen. En de vangst, wel die ging de broekzak in! Maar Antoine verloor zijn evenwicht en dreef weg van de vaartkant, gelukkig zat aan de kant een Gentse visser die het opmerkte, het water indook en Antoine op het droge haalde! Al met al verliep alles verder goed, de ontvangst thuis was minder, een lichtjes onfrisse geur verraadde de buit, maar de kippen waren wel blij met de onverwachte visschotel! En dan ging het met een verse broek en op de fiets van pa naar Adegem Een andere maat was Wilfried van de champetter die in het gemeentehuis woonde, waar in de kelders cellen voorzien waren voor gelegenheidsbezoekers. Een gedroomd scenario voor het spelen van "dief en gendarm"!  Kindertijd vat vol fantasie!


De rij onder de toren wordt tenslotte afgesloten door de kapel, één der vier waarvan de enige overblijvende die aan het Nieuwbedelf. Hier werd ze opgeofferd aan het groeiend verkeer en vervangen door een soberder exemplaar!

Geen opmerkingen:

Een reactie posten