Sint-Laureins : De windmolen van Moershoofde.

Ik herinner mij nog het schilderijtje aan de muur bij de familie Clement Van de Voorde - Maeyens in de Fincentlaan te Knokke met daarop een windmolen en als ik het goed voor heb, vooraan aan de kant van een zanderige weg, een bolbaan. Het stelde Moershoofde in Sint-Laureins voor, de straat van waaruit de voorouders van de heer des huizes afkomstig waren.
Van ouds stond in die straat een houten windmolen eigendom van de edele familie De Bie van Brugge. Louis De Bie en Marie De Bie gehuwd met Louis Dhaenens de Moerkerke erfden de molen van hun ouders, Louis Jozef De Bie en moei Anna Vleys.
Felix Willems - Timmerman pachtten en kochten in 1826 de molen voor 2.200 gulden.
Rond de "molenberg" lag een wal die gevuld werd en Willems bouwde ook nog een molenhuis en runde de herberg "Het Molenhuis".
Op 19.04.1884 kocht August Ceulenaere - De Geeter molen en molenhuis van Willems Edward, Serafien en Jan, de toenmalige eigenaars en op 19.02.1923 koopt Germain Blondeel - Ceulenaere, molenaar te Sint-Laureins, de molen die in 1928 gesloopt werd en vervangen door een elektrische maalderij, die tijdens de tweede wereldoorlog verwoest, maar in 1946 heropgestart werd.


Bedoelde windmolen was een korenmolen, dus een molen waarmee uit graan meel wordt gemalen, hij stond op de hoek van Moershoofde en de Doornstraat aan de grens met Nederland, was van het type staakmolen, en was opgericht vòòr 1775 wat uit bestaande documenten blijkt. Dergelijke molens hadden bij ons 4 wieken, enden genaamd, wat optimaal is voor de werking.
Als je frontaal voor de molenwieken gaat staan draaien die in onze streken steeds in tegenwijzerzin. De omwentelingssnelheid van het gevlucht of wiekenkruis wordt gemeten in enden, ofwel aantal wieken die per minuut voorbijkomen. Een korenmolen maalt het best als het gevlucht 50 tot 60 enden draait, dus als er 60 wieken voorbijgaan en de as van het kruis dus 15 keer per minuut ronddraait !
Het te malen graan wordt van de begane grond naar de steenzolder gehesen waar het in een maalkuip wordt gestort en zo in de schuddebak terecht komt die het doorheen het kropgat verdeeld tussen de twee molenstenen die het eigenlijke maalwerk verrichten. De onderste steen zit vast, de bovenste draait en de kleine ruimte tussen beide wordt door de molenaar nauwkeurig ingesteld, afhankelijk van de aandrijfkracht, het te malen produkt en de gewenste fijnheid van het meel ! Dit meel wordt tenslotte op de maalzolder opgevangen in de maalbak, waaronder een meelzak hangt.
Leuk om weten is ook wel dat men uit de stand der wieken in rust kon uitmaken wat de molenaar je wenste duidelijk te maken. Naargelang de positie van het wiekenkruis werd de bevolking de mare gedaan, er is een overlijden of een heuglijke gebeurtenis, geboorte of huwelijk in de molenaarsfamilie of de molen is aan onderhoud toe zodat men niet met graan hoefde af te komen om te laten malen, enz... !



Geen opmerkingen:

Een reactie posten